Nog ongelezen op het nachtkastje: American Prometheus – The Triumph and Tragedy of J. Robert Oppenheimer. Al twee jaar terug gekocht op de Deventer boekenmarkt, heeft dit lijvige boekwerk zich nu dan uiteindelijk toch tot helemaal bovenaan de leesstapel weten te worstelen. Terwijl mijn gedachten dwalen naar de ontwikkeling van de atoombom en alle ellende die dit met zich mee heeft gebracht, moet ik ineens denken aan een liedje van één van m’n favoriete artiesten – de onevenaardig charmante, altijd glimlachende, Amerikaanse folkzanger Josh Ritter, waar je zelfs als rechtgeaarde heteroseksueel nog bíjna van zou gaan twijfelen.
Ritter is zo’n melancholische dromer die met prachtige, soms grappige bewoordingen en wat simpele noten uit zijn akoestische gitaar, inleefbare beelden weet te creëren die weten te raken. Zijn ‘The Temptation of Adam‘, over voorzichtig opbloeiende liefde in een atoombunker, wordt geleverd met een knipoog, maar is tegelijkertijd één van de schattigste liefdesliedjes die ik ken (zonder over de grens naar platte zoetsappigheid te struikelen).
Het is de bevestiging dat zelfs de morele uitwassen van de wetenschap een inspiratiebron kunnen vormen voor hele ándere emoties. Het bewijs dat wetenschap kan inspireren en dat wetenschappers (Ritter studeerde neurowetenschappen, al maakte hij die studie nooit af) geen kille, emotieloze robots zijn. Dus voordat ik me binnenkort het rumoerige leven van Oppenheimer instort en mezelf overlever aan overdenkingen over de destructieve kracht van de mensheid, eerst nog even een simpel liefdesliedje. Luistert u mee?
Gaan breinchips die onze gedachten koppelen aan machines de mens verbeteren?
Hersenimplantaten die mensen met een verlamming de mogelijkheid geven om computers te bedienen met hun gedachten, ontwikkelen zich snel.