Hoe komen wetenschappers tot dat ene inzicht dat het verloop van hun carrière bepaalt? Daarover vertellen ze in de rubriek Eureka, elk weekend in het AD, verzorgd door de redactie van New Scientist. Deze week: Frank Cornelissen, universitair hoofddocent onderwijsvernieuwing aan de Universiteit van Amsterdam.
‘Mijn vader, en zijn broers en zus hebben allemaal in het onderwijs gezeten en hoewel ik even twijfelde om psychologie te gaan studeren, koos ik toch ook voor de pabo. Ik werd leerkracht in groep zes. Door dagelijks voor de klas te staan en met kinderen te werken verdiepte mijn interesse in onderwijs. Een master en later een promotietraject waren het logische gevolg.
Verschil maken
Het mooie aan het vak is dat je een individueel kind, ondanks dat ze soms niet veel support van thuis krijgen, echt verder kan helpen. Je kan daadwerkelijk het verschil maken. De rol van de docent staat in mijn werk centraal. Ik ben vooral geïnteresseerd in hoe leerkrachten zich verder kunnen ontwikkelen.
Dit is hoe we wiskundefobie te lijf kunnen gaan
Sarah Hart vertelt hoe we de angst voor getallen en formules weg kunnen nemen.
Tijdens mijn proefschrift volgde ik ervaren leraren die doorstudeerde, naast hun werk voor de klas. Aan het einde van hun (master)opleiding gingen ze dan onderzoeksmatig aan de slag om hun eigen onderwijs te verbeteren. Hier kwamen regelmatig echt heel slimme en bruikbare ideeën uit naar voren. Bij het instituut waar ik dit onderzoek deed, studeerden destijds jaarlijks zo’n 1600 studenten op die manier af. Ik was vooral benieuwd hoe al die nieuwe ideeën zich verspreidden in de scholen.
Rookhok
Een tikkeltje naïef dacht ik dat dit gebeurde via formele kanalen: via een nieuwsbrief, teamvergadering of dat het in een projectgroep zou worden gedeeld. Toen ik een docente vroeg naar hoe er kennis werd gedeeld, moest ze even nadenken en antwoordde ze: ‘In het rookhok.’ Dat was dé plek waar ze dagelijks collega’s ontmoette met verschillende expertise, die ze goed kende en vertrouwde en waar automatisch kennis werd uitgewisseld. Op deze manier verspreidden nieuwe ideeën zich in haar school.
Haar antwoord opende mijn ogen. Onderzoek laat zien dat het informele contact met collega’s van groot belang is voor elke organisatie die wil vernieuwen. Dit kan worden gestimuleerd door informele bijeenkomsten te organiseren zoals een ontbijtsessie, een koffiemoment op de gang of een borrel op vrijdagmiddag. Dat lijkt misschien heel soft, maar blijkt heel belangrijk voor harde resultaten.’