Je leert al iets van een taal als je er zeven minuten naar luistert, beweerde Marianne Gullberg van de universiteit van Lund in Zweden op een publiekssymposium over meertaligheid in Leiden.
Die zaterdag, het was 27 november, werden we getrakteerd op een pakkende presentatie. Wat een verademing is het om naar een wetenschapper te luisteren die haar verhaal ook nog eens echt boeiend weet te brengen.
Marianne Gullberg had met haar collega’s een weerbericht in elkaar geknutseld voor een experiment om erachter te komen hoeveel mensen kunnen leren van een onbekende taal door er een paar minuten naar te luisteren. Het weerbericht was voor een fictief land, de taal was echt: Chinees. Een Chinese weervrouw somde de weersvoorspellingen op en wees ondertussen naar zonnen, wolken en sneeuwvlokken op een scherm achter haar.
Van Abcoude naar Tuvalu: een sterk staaltje Opperlans
Yannick Fritschy laat een sterk staaltje Opperlans zien: geknutsel met de Nederlandse taal.
Het voorwerk was lachen geweest, vertelde Gullberg, want ze konden een land bedenken met werkelijk bizar weer. Sneeuw in november is er niks bij.
In het zeven minuten durende Chinese weerbericht kwamen testwoorden zoals yun (wolk) en taiyang (zon) acht keer voor – dat was vaak – en andere maar twee keer. Na het luisteren testte Gullberg de Chinese talenkennis van de mensen die meededen aan het experiment door opnieuw woorden te laten horen: de vaak voorkomende, de weinig voorkomende en een heleboel andere woorden om de boel op te vullen. Met de vraag of het gehoorde woord in het weerbericht was voorgekomen.
Gokken
Tijdens de presentatie deed ze het experiment ook met het publiek, maar dan in verkorte vorm. Als je daar zit, heb je echt geen idee of het woord dat je hoort ook in het weerbericht zat, maar de wonderlijke uitkomst van het officiële experiment was dat je het dus wel weet. De woorden die vaker voorkomen (ook al is het maar acht keer in een zeven minuten durende Chinese spraakwaterval) heb je blijkbaar toch al ergens opgeslagen, want de proefpersonen herkenden meer Chinese woorden (65 procent) dan wat je zou verwachten wanneer ze puur gegokt hadden (vijftig procent). Ook al hadden ze zelf het idee dat ze echt aan het gokken waren.
Gullberg en haar collega’s testten nog twee dingen: of de proefpersonen ook het goede plaatje aanwezen als ze bijvoorbeeld het Chinese woord voor zon hoorden en of ze konden zeggen of iets een echt Chinees woord is of niet, waarbij de onderzoekers er rekening mee had gehouden dat je van tevoren natuurlijk al een idee hebt over hoe een Chinees woord klinkt.
Beide tests deden de proefpersonen al na twee keer luisteren en kijken naar het weerbericht beter dan puur op basis van gokken, waaruit Gullberg concludeert dat mensen na minimale input niet alleen van een nieuwe taal een woord uit die taal kunnen herkennen, maar er ook betekenis aan kunnen toekennen (weten bij welk woord het plaatje van een zon hoort) en zelfs al wat hebben geleerd over welke klanken na elkaar kunnen voorkomen binnen een woord, waardoor ze van een woord dat ze nog nooit gehoord hebben kunnen zeggen of het in die nieuwe taal thuishoort of niet.
Ik was ondertussen weggedroomd en liep over de steppen van Mongolië, of diep in de Braziliaanse jungle – daar was ik nog niet uit. Stel dat ik daarheen zou gaan en zou proberen zonder boeken, klaslokaal of leraar een nieuwe taal te leren. Zonder hulp van het Engels ook. Hoe goed zou dat dan gaan? Ik geloof niet dat dat experiment al eens is uitgevoerd.
Artikel: Gullberg ea, Adult Language Learning After Minimal Exposure to an Unknown Natural Language. In: Language Learning, december 2010.