Hoe komen wetenschappers tot dat ene inzicht dat het verloop van hun carrière bepaalt? Daarover vertellen ze in de rubriek Eureka, elk weekend in het AD, verzorgd door de redactie van New Scientist. Deze keer: Marije Deutekom, directeur Gezondheid, Sport en Welzijn bij Hogeschool Inholland in Haarlem.
‘Na mijn studie bewegingswetenschappen ben ik gepromoveerd in de geneeskunde, maar eerlijk gezegd kan ik nog geen verbandje leggen. Ik ben gepromoveerd bij het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam. Ik deed onderzoek naar darmkankerscreening. Dat ging altijd middels grote, meestal anonieme, vragenlijsten met kwantitatieve analyses: heel veel cijfers. Vervolgens probeerde ik relaties tussen al die data te leggen.
We vroegen bijvoorbeeld een grote groep mensen hoeveel stress ze ervaarden, en of ze dat konden scoren op een schaal van vijf. Daar kwam in een bepaald jaar 3,4 uit en een jaar later stelden we diezelfde vraag en werd dat een 3,3. Wij hadden toen het idee dat we echt een stap verder waren gekomen. Dit was voor mij echte wetenschap. Als ik geen vergelijkingen of analyses kon maken op basis van grote databestanden, dan vond ik onderzoek geen nut hebben. Zo was ik namelijk opgegroeid.
‘Pijn werkt verschillend bij mannen en vrouwen’
Mannen en vrouwen ervaren pijn op een verschillende manier. Artsen moeten zich hier meer van bewust zijn, stelt Esmeralda Blaney Davidson.
Een moment van inzicht beleefde ik toen ik erachter kwam dat die cijfers helemaal niet alleszeggend zijn. Ik denk oprecht dat ik een tijd mijn kop in het zand heb gestoken. Als ik heel eerlijk ben, dan vond ik kwalitatief onderzoek maar geneuzel, waarbij je interviews moet coderen en dat weer interpreteren.
Dat veranderde toen ik lector werd bij Inholland en de Hogeschool van Amsterdam, en ik me ging richten op praktijkgericht onderzoek. Ik deed een project naar sportbeleving voor kinderen met een beperking. Bij deze doelgroep werkt een uitgebreide vragenlijst gewoon niet. Wij waren geïnteresseerd in wat ze deden en hoe ze dat beleefden. We wilden het begrip achter de cijfers weten en niet of iemand een 3,3 of 3,4 scoorde. Zo ontdekte ik de kracht van kwalitatief onderzoek.
Ik ben nu weer een aantal jaar verder en ben erachter gekomen dat kwalitatief en kwantitatief onderzoek elkaar versterken. Uiteindelijk moet je onderzoek doen met mensen, en niet over mensen.’