Volgens hoogleraar sociologie Beate Volker is hechte vriendschap van niet te onderschatten waarde – het doet zelfs wonderen voor je gezondheid.
Kerst. Het is het feest dat in één adem wordt genoemd met familie. Samenzijn met de mensen die je liefhebt en die jou liefhebben. Toch viert men eerste kerstdag zelden met vrienden. De mensen die jou alle andere 363 dagen van het jaar na aan het hart liggen, moeten dan plaatsmaken voor die ene achternicht uit Poepershoek – ja, dit is een plaats. Vrienden moeten het vaak doen met een derde plaats: de niet officieel erkende derde kerstdag. En er is niemand die daarvan opkijkt.
Maar waarom eigenlijk niet? Wat is de positie van vriendschap in onze samenleving? Welke rol kennen we vriendschap vandaag de dag toe? Wat is de positie van een vriend ten opzichte van familie en een partner? Waarom hebben we vrienden en hoe kiezen we ze uit – en doen we dat eigenlijk wel?
Amsterdamse elektronenmicroscoop maakt onderzoek naar zonnecelmaterialen mogelijk
Met een nieuwe elektronenmicroscoop die ook gewoon licht gebruikt, kunnen Amsterdamse natuurkundigen zien wat er met lichtgevoelige atomen gebeurt.
Beate Volker (52) kan daar antwoord op geven. Ze is sinds februari van dit jaar hoogleraar sociologie aan de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam en doet onderzoek naar sociale netwerken en relaties. Zo onderzocht ze in het verleden onder andere het ontstaan van netwerken en buurtgemeenschappen en patronen van relaties met buren en vrienden – de ‘zwakkere relaties’, zoals Volker ze zelf omschrijft.
Dat een burenrelatie zwak is, is weinig verbazend, maar waarom vallen vrienden onder diezelfde noemer?
‘Omdat relaties met vrienden geen voorgegeven inhoud hebben. Met een collega werk je samen binnen een organisatie, dat is een relatie die institutioneel heel sterk is ingebed. Het is heel duidelijk wat je met elkaar doet. Vriendschap is eigenlijk wildgroei. Het woekert overal doorheen. De meeste vrienden werken niet samen, wonen op heel verschillende locaties en doen aan een andere sport. Vriendschap staat los van instituties, dus moet men zelf uitzoeken wat de relatie wordt. Hetzelfde geldt voor buren. Je kunt alleen hallo en dag zeggen, maar een hechte band met ze opbouwen is ook mogelijk.’
Maakt dat het interessanter om vriendschapsrelaties te onderzoeken?
‘Ja, dat maakt het spannend. Vriendschap is heel ongrijpbaar, omdat je er geen stempel op kunt drukken, zoals wel kan bij partnerrelaties. Bij een huwelijk weet iedereen: dit is het begin en dat is het einde. Voor vriendschap is dat moeilijk te bepalen. Ik krijg vaak de vraag of ik vind dat er een instituut moet komen voor vriendschappen, maar juist het ontbreken daarvan maakt vriendschap zo bijzonder.’
Voor uw onderzoek sprak u met duizend mensen over hun socialenetwerklandkaart. Hoeveel vrienden heeft u zelf?
‘De term ‘vriend’ omvat natuurlijk veel relaties, maar als je doelt op echt goede vrienden: naast allerlei zwakkere vriendschappen die ook erg leuk zijn, heb ik zo’n drie hechte vrienden in Duitsland, waar ik ben geboren, en ongeveer hetzelfde aantal hier in Nederland.’
Is dat veel of weinig?
‘Ik ben best gemiddeld. De meeste mensen hebben zo’n drie à vier echt goede vrienden en daarnaast een zogenoemde tweede schil van zo’n tien tot twaalf mensen die ze regelmatig zien.’
Wanneer krijgt een vriendschap de kwalificatie ‘echt goed’?
‘Echt goed heeft vooral te maken met de mate van intensiteit van de vriendschap. De hoge mate van vertrouwen, het feit dat je helemaal kunt zijn wie je bent zonder het gevoel te hebben dat je iets moet waarmaken of dat je je beter moet voordoen. Het is niet afhankelijk van de contactfrequentie. Als we mensen in ons onderzoek vroegen naar hun heel goede vrienden noemden ze meestal mensen met wie ze al heel lang bevriend waren en die ze soms maar een paar keer per jaar zagen. Dat langer bevriend zijn een vriendschap beter maakt lijkt een open deur, maar het is helemaal niet vanzelfsprekend dat mensen lang bij elkaar blijven en met elkaar door het leven gaan.’
Waarom niet?
‘Als je een goede vriendschap in stand weet te houden terwijl jouw leven een hele andere wending neemt dan die van je vriend, is dat heel bijzonder. Een normale ontwikkeling is dat het dan een beetje uit elkaar valt. Bij mensen die hun eerste kind krijgen, zie je bijvoorbeeld dat hun vriendenkring na een jaar of twee jaar vooral bestaat uit mensen met kinderen. Dat is deels omdat je andere interesses hebt dan je vrienden zonder kinderen, maar ook omdat je opeens op andere plekken komt waar je nieuwe mensen tegenkomt: in de crèche en in de speeltuin. Vriendschappen die ondanks dit soort verschillen toch stand houden, zijn heel puur.’
Zijn er voorwaarden waaraan voldaan moet worden om bevriend te raken?
‘Om te beginnen moet je elkaar tegenkomen. Het is triviaal, maar het moet wel gebeuren. Je komt ruim tweehonderd mensen tegen op een dag, maar met 199 van hen gebeurt helemaal niets.’
‘Waarom het dan met die ene persoon wel klikt? Ik wilde het zelf eerst niet geloven, maar er is een basale voorwaarde die uit alle onderzoeken naar voren komt: dat je op elkaar lijkt. Het gaat dan om puur sociaaldemografische kenmerken: opleiding, etniciteit, leeftijd, geslacht. Ga maar na, bijna niemand heeft vrienden van een generatie boven of onder die van hemzelf. Ook vriendschappen tussen mannen en vrouwen zijn zeldzaam. Iedereen zoekt dus zijn gelijken op. Je komt jezelf tegen in je vrienden.’
Dat klinkt vrij narcistisch. We willen vrienden worden met onszelf?
‘Daar lijkt het wel op. Ik vind ook dat mensen zichzelf moeten afvragen of ze dat wel willen en of ze daar het meest bij gebaat zijn. Stel: je zit met een dilemma. Dikke kans dat je vrienden die op jou lijken daar ook mee worstelen. Het kan dan nut hebben om andere mensen uit je omgeving te raadplegen, die anders tegen de zaak aankijken. Een buurman of zwakke vriendschap kan je mogelijk verder helpen dan die hele hechte vriend die een kopie van jou is. Vraag jezelf dus vaker af: wil ik een nieuw inzicht of alleen bevestiging krijgen door naar mijn spiegelbeeld te kijken?’
U zit nog midden in het onderzoek, maar wat zijn uw eerste observaties?
‘Wat meteen opvalt is dat we de verschillende soorten relaties duidelijk scheiden. Je hebt bijvoorbeeld werk en privé, wat betekent dat je het met je collega’s vooral over werk hebt en daarbuiten bijna niet. Zelfs partners praten niet zo veel over werk. Niet heel inhoudelijk, tenminste. Alles is heel sterk verkokerd.’
Verkokerd?
‘Ja, dat komt ook omdat het leven steeds meer versplintert in verschillende settings. Een modern fenomeen, want in de jaren vijftig en zestig was dat nog heel anders. Toen lag alles letterlijk en figuurlijk veel dichterbij. Men ging naar de dichtstbijzijnde school, deed boodschappen in de buurtwinkel en ging naar het café om de hoek. Thuis werd samen gekookt en gegeten en vaak leefde de oudere generatie ook nog in huis.’
‘Nu ligt alles verder uit elkaar omdat we leven in een zich steeds meer specialiserende samenleving. Men gaat naar een specifieke sportschool en laat die afhaalmaaltijd van dat ene restuarant gewoon thuis bezorgen. Ik zocht laatst een café en las toen op de website ervan: ‘Onze doelgroep is de werkende dertiger.’ Er is een segregatie van ontmoetingsplekken.’
Heeft u al bepaalde patronen kunnen ontdekken in de manier waarop sociale netwerken door de jaren heen veranderen?
‘Eigenlijk gebeurt er niet zo heel veel. Dat klinkt saai, maar is juist interessant als je bedenkt dat het onderzoek gaat om een periode van tien jaar, waarin de deelnemers ouder zijn geworden en de hele samenleving is veranderd. Mensen houden hun netwerk erg in stand, qua functieverdeling.’
Wat bedoelt u precies met die functieverdeling?
‘Het is als een toneelstuk dat al tien jaar wordt opgevoerd. Het stuk is hetzelfde, net als de verschillende rollen, alleen worden ze nu vertolkt door een nieuwe cast. Uit ons onderzoek blijkt dat binnen zeven jaar meer dan vijftig procent van de vrienden in een netwerk van functie verandert. Een hoofdrol kan veranderen in een bijrol of andersom, maar de samenstelling van je vriendengroep blijft ongewijzigd. Je hebt altijd vrienden met wie je uitgaat, alleen zijn de mensen met wie je nu uitgaat niet dezelfde als die van tien jaar geleden.’
Heeft u ook het idee dat men sinds de afgelopen tien jaar sneller van vrienden wisselt?
‘Dat is moeilijk te meten, maar ik denk het wel. Mede door de opkomst van sociale media zitten we nu in een soortgelijke situatie als in de jaren zeventig en tachtig, toen gedacht werd dat verstedelijking slecht zou zijn voor je relaties. Onzin, want netwerken van stedelingen bleken juist homogener te zijn dan die van mensen in dorpen. Omdat het aanbod aan relaties in een stad groter is, kun je je netwerk zo samenstellen dat het perfect bij je past. Dat zie je nu ook gebeuren met nieuwe media. De keuzemogelijkheid is veel groter.’
Toch wordt over sociale media geklaagd dat ze niet bijdragen aan betekenisvolle, waardevolle vriendschappen. Beweert u het tegendeel? Maakt Facebook ons juist beter in het selecteren van vrienden?
‘Wat ik bedoel is dat de mogelijkheden ongekend zijn. Die ene persoon die net als jij ook houdt van gregoriaanse koormuziek, kun je nu gewoon vinden. Dat is natuurlijk fantastisch. Sociale media hebben gezorgd voor een explosie aan zwakke bindingen die potentieel sterk kunnen worden.’
Zorgt die explosie van zwakke bindingen er dan niet voor dat hechte vriendschappen het onderspit delven?
‘Welnee, dit soort nieuwe media is vooral een middel om contact te onderhouden. Via Facebook krijg je er bijvoorbeeld veel zwakke bindingen bij, maar het is niet zo dat alle vrienden op Facebook zwakke bindingen zijn. Uit onderzoek blijkt dat je zelfs online het meest communiceert met de mensen die je in het echte leven ook als hechte vrienden aanwijst.’
Wat is überhaupt het nut van vrienden?
‘Allereerst blijkt uit verschillende studies dat mensen met vriendschappen gezonder en langer leven. Zo is er onderzoek gedaan naar verkoudheid en vriendschappen. Met veel mensen om je heen zou je verwachten dat je eerder verkouden wordt, maar het tegendeel blijkt waar. Een netwerk van vrienden beschermt je juist tegen ziektes: het hebben van vrienden verlaagt stress, waardoor je weerstand wordt verhoogd. Bovendien helpt het je bij herstel, waardoor je sneller op de been bent. Je staat samen dus letterlijk sterker.’
En mentaal? Zouden we zonder kunnen?
‘We hebben vrienden nodig om ons het gevoel te geven ingebed te zijn. Mensen die depressies hebben en eenzaam zijn, zeggen het gevoel te hebben dat ze niemand om hen heen hebben, dat het leeg is. Het gevoel verbonden te zijn met anderen is heel belangrijk. Daarbij biedt het hebben van één of twee heel goede vrienden niet direct de garantie dat iemand zich niet eenzaam kan voelen. Het is een grote misvatting dat het sociale vangnet bestaat uit relaties die hele hechte vriendschappen zijn.’
‘Stel: je wordt langdurig ziek, waardoor je gedurende lange tijd hulp nodig hebt. Dan komt het maar zelden voor dat die twee goede vrienden elke dag bij je langskomen om boodschappen voor je te doen. Zeker als ze niet in de buurt wonen. Je hebt dus een groter vangnet nodig. Die schil van zwakkere vriendschappen moet je dus absoluut niet onderschatten – hij is van grote waarde.’
Hoe groot moet zo’n sociaal vangnet minimaal zijn om je niet eenzaam te voelen?
‘Dat verschilt natuurlijk per situatie. Er wordt door onderzoekers veel over gespeculeerd en de aantallen lopen erg uiteen: van twaalf tot 396 vrienden. Het getal van Dunbar is heel beroemd: de Engelse antropoloog Robin Dunbar stelt dat een mens maximaal 150 netwerkleden kan hebben, oftewel vrienden, omdat je cognitief gezien toch niet meer aankunt als mens.’
‘Ik denk dat je aan veel minder genoeg hebt. De meeste mensen uit ons onderzoek noemen tussen de tien en twaalf netwerkleden. Het gaat erom dat je voelt dat je onderdeel bent van een groep, een gevoel van inbedding.’
Dat klinkt ook een beetje als een opportunistische overlevingsstrategie.
‘Tja, we zijn in wezen ook gewoon sociale dieren. Dieren leven ook niet voor niets veelal in groepen.’
Hebben we vrienden dus met name omdat we ze nodig hebben?
‘Er zijn filosofen die zeggen dat het rendementsdenken van de maatschappij ook doorsijpelt in relaties en dan vooral in vriendschappen. Dat men bij het maken van vrienden denkt: wat heb ik aan jou? Ik ben het meer eens met het tegengeluid, omdat ik denk dat vriendschappen daar juist niet aan onderhevig zijn. Vriendschappen hebben een hele lange tijdshorizon.’
Wat bedoelt u daarmee?
‘Het gaat erom dat je bij vriendschappen niet denkt in termen als: ik doe nu iets voor jou, dus dan doe jij morgen iets voor mij. Als je drie keer iets gedaan hebt voor je buren of voor je collega, dan ga je toch denken: nu mag ik ook wel wat terugkrijgen. Bij vriendschappen is die wederkerigheid anders. Het is minder een-op-een. Bovendien wordt het wederkerige veel langer uitgesteld.’
De balans mag langer scheef liggen bij vrienden.
‘Ja, als je alles bij elkaar optelt mag het onder de streep best ongelijk uitkomen en blijven. Bij vriendschappen is er sprake van uitgesteld rendementsdenken. Rendementsdenken is een investering doen en daar iets terug voor willen zien. En dan het liefst zo snel mogelijk. Bij vriendschappen denk je eerder: dat zit wel goed. Als het ooit met mij niet goed gaat, dan krijg ik die uitstel ook. Er zit een lange rek in.’
Tegenwoordig kennen mensen hun vrienden vaak langer dan hun partners, omdat mensen steeds later koppels vormen. Wordt de rol van vrienden daardoor belangrijker?
‘Absoluut. We worden in feite later volwassen, waardoor de fase van opbouwen van een hechte vriendschap langer is. Daar komt nog bij dat het aantal echtscheidingen groeit, waardoor gezinnen uit elkaar vallen en vrienden een grotere rol gaan spelen.’
Gelooft u in het fenomeen ‘urban tribe’, een groep vrienden die samenleven als surrogaatgezin?
‘Je ziet dat natuurlijk in Amerikaanse series, maar in Nederland komt dit nog relatief weinig voor. In Amerika wonen mensen vaak zo ver uit elkaar dat men gedwongen is een soort vervanging voor familiebanden om zich heen te bouwen. In Nederland vind je alles en iedereen op maximaal drie uur rijden. Toch komt het hier wel degelijk voor, want door sociale trends als vergrijzing, echtscheiding en het uitstellen van kinderen hebben we kleinere families en is er meer ruimte voor een urban tribe.’
Is er een hiërarchie in het op waarde schatten van relaties? Wat als men moet kiezen tussen familie, partner of vriend?
‘Dan kiezen mensen toch voor hun partner, daarna voor vrienden en dan pas voor hun familie.’
Een derde plaats voor familie?
‘Ja, dat komt omdat familie een heel heterogeen gezelschap is. Naast je ouders en je broers en zussen komen daar ook nog de neven, nichten en achterooms bij. Met al die mensen wil je echt niet op een eiland vastzitten. Dan is eerste kerstdag wel voldoende.’
Hoe zien vriendschappen er over tien à twintig jaar uit; waar moeten we rekening mee houden op vriendschapsgebied?
‘Ik denk dat we serieus moeten nadenken over de manier waarop we dan omgaan met ouderen. Vriendschappen op latere leeftijd zijn heel belangrijk, want eenzaamheid onder ouderen is een groot probleem. En dat probleem wordt alleen maar groter, want we worden steeds ouder. Familiebanden worden poreuzer door echtscheidingen, waardoor het steeds vaker voorkomt dat ouderen na het verliezen van hun partner opeens alleen zijn. Ik zou er enorm voor pleiten ouderen te laten samenleven in woongroepen, zodat ze zorg kunnen dragen voor elkaar én niet eenzaam worden.’
Een urban tribe voor ouderen?
‘Precies. En ik vind dat er qua beleid iets gedaan moet worden om vriendschappen tussen generaties te stimuleren. Dat in een buurt bijvoorbeeld studenten en ouderen aan elkaar worden gekoppeld. Dat zou zo mooi zijn om kennis door te geven. Ouderen kunnen jongeren veel leren, maar dat geldt ook andersom. Er zijn natuurlijk wel initiatieven op dit gebied, maar het zou vanuit de overheid beleidsmatig aangepakt moeten worden. Dat we dat niet doen, vind ik een gemiste kans.’
‘Waar we ook wat mee moeten als samenleving en als individu, is diversiteit. We kunnen hoog of laag springen, maar door de vluchtelingencrisis zullen we geconfronteerd gaan worden met etniciteit. Je wilt geen maatschappij die nog meer versplintert, maar dat staat haaks op het idee van homogeniteit in vriendenkringen. Daar moet dus serieus aandacht aan besteed worden. We zullen onszelf moeten aanleren op zoek te gaan naar gelijkenissen tussen alle verschillen. Zorg dat je vaker denkt: op dat kenmerk is hij anders, maar op welke drie kenmerken is hij gelijk?’
Maar relaties met collega’s, buren en vage Facebookvrienden zijn minstens zo belangrijk.
Altijd op de hoogte blijven van het laatste wetenschapsnieuws? Meld je nu aan voor de New Scientist nieuwsbrief.
Meer lezen: