Hoe komen wetenschappers tot dat ene inzicht dat het verloop van hun carrière bepaalt? Daarover vertellen ze in de rubriek Eureka, elk weekend in het AD, verzorgd door de redactie van New Scientist. Deze keer: Katarina Jerković-Ćosić (46) lector innovaties in de preventieve zorg bij de Hogeschool Utrecht en bijzonder hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam.
‘Als onderzoeker ben ik op zoek naar interventies en mogelijkheden om preventieve zorg tijdig in te zetten en anders te organiseren, zodat maatregelen ook echt de groep bereiken die ze het meest nodig heeft. Dit gebeurt nu namelijk niet.
Mijn eurekamoment was toen ik erachter kwam dat we in het Nederlandse zorgsysteem en gezondheidsbevordering de plank vaak volledig misslaan. Dat bedacht ik niet liggend in bad zoals Archimedes ooit deed, maar het heeft te maken met de eerste twintig jaar van mijn leven.
Mag ik een kopje kilowatt lenen?
Buurtbewoners die samen energie opwekken: dat komt steeds vaker voor. Planoloog Dániel Petrovics onderzocht de succesformule van zulke buurtcoöperat ...
Ik ben geboren in Zenica in Bosnië. Mijn vader was loodgieter en mijn moeder huisvrouw. Voor Nederlandse begrippen leefden we in armoede, tot we vanwege de oorlog in de jaren negentig op mijn zeventiende naar Nederland vluchtten.
In verschillende asielzoekerscentra werd ik 2,5 jaar met alle rauwe kanten van het leven geconfronteerd. Mensen mochten niet werken, hadden weinig perspectief, voelden zich niet veilig en ga zo maar door. Als geen ander ken ik dus ‘de andere kant’.
Toen ik in de wetenschap belandde, kwam ik erachter dat we veel te veel denken vanuit ons eigen perspectief. Als er een onderzoek of een nieuw preventieprogramma gestart wordt, dan vullen we het vaak zelf in, we denken te weten wat mensen nodig hebben. Maar daarbij slaan we regelmatig de plank mis.
Daardoor missen we grote groepen mensen, vooral die met een lage sociaal-economische status, mensen met een migratie-achtergrond en mensen die in armoede leven. Zo zijn we in een kloof terechtgekomen die groeit omdat de preventieprogramma’s vaak alleen maar impact hebben op mensen die het toch al goed doen.
Want zeg nou zelf, als je de huur niet kunt betalen, en op zoek bent naar werk, dan zit je toch niet te wachten op een folder die vertelt dat je kind niet mag snoepen en twee keer per dag zijn tanden moet poetsen?
Gelukkig zie ik nu wel een kentering. In Utrecht en in Amsterdam werken we aan wijkgerichte preventie die tot stand komt met sleutelfiguren en rolmodellen uit de gemeenschappen. We richten ons niet op een bepaald soort gedrag, maar kijken vanuit een breder perspectief naar gezondheid, welzijn, veiligheid en zekerheid.
Zo komen we erachter waar de hulpvraag ligt, en hoe we daar op kunnen aansluiten. Dat kan je als wetenschapper van te voren niet vanachter je bureau bedenken, en dit is juist de grote meerwaarde van praktijkgericht onderzoek.’