Hoe komen wetenschappers tot dat ene inzicht dat het verloop van hun carrière bepaalt? Daarover vertellen ze in de rubriek Eureka, elk weekend in het AD, verzorgd door de redactie van New Scientist. Deze week: Matthieu de Schipper, universitair docent kustwaterbouw aan de TU Delft en New Scientist Wetenschapstalent 2019.
‘Golven hebben voor mij iets magisch. Door hun kleur en hun kracht. Al sinds mijn kindertijd heb ik iets met water, het strand en de kust.
‘Bij mannen ruikt het meer naar kaas, bij vrouwen naar ui’: verrassende verhalen over microben
Ze zitten op je neus, op je bord, in je darmen, onder je voeten. Te klein om met het blote oog te zien, met oneindig veel en ...
Als kustwaterbouwkundige bestudeer ik golven en stromingen en kijk ik hoe het zand en water zich verplaatst. Voor mij is het erg intrigerend dat een storm die een aantal dagen eerder heel ver weg van Nederland plaatsvindt, bij ons aan de kust voor consequenties kan zorgen. En soms zelfs voor gevaar.
Een waar eureka-moment beleefde ik aan het begin van mijn carrière, toen ik onderzoek deed naar zwemmersveiligheid. We maten stromingen en voorspelden ze. Ik dacht dat we hiermee het aantal (bijna) verdrinkingen bij de kust zouden kunnen verlagen, zeker omdat we onze meetgegevens ook deelden met de reddingsbrigades. Dit bleek niet het geval. Het lukte ons niet in te schatten op welke dagen veel reddingen nodig waren, simpelweg om dat we te beperkt keken.
Om zwemmersveiligheid in te schatten en maatregelen te bedenken, hebben we een bredere kijk moeten ontwikkelen. We moesten voorbij ons eigen vakgebied kijken. Naast gevaarlijke stromingen is het van groot belang om naar het gedrag van de strandgasten te kijken en om te weten of er al dan niet een reddingsbrigade aanwezig is. Zo wordt duidelijk dat er soms veel reddingen plaatsvinden op een dag zonder gevaarlijke stromingen. Dit was dan bijvoorbeeld te wijten aan de enorme hoeveelheden badgasten. Pas als je alle elementen samenneemt, kun je onderbouwde uitspraken doen over de zwemmersveiligheid.’