Te veel drinken is ongezond, dat weet iedereen. Maar wie zich aan de voorgeschreven hoeveelheid houdt, geniet juist voordelen, wordt wel eens beweerd. Wat is waar en wat is onzin?

Bewering 1: Bier leidt tot een dikke buik

Onder studenten bestaat een theorie die zegt dat je aan de omvang van iemands buik kunt aflezen of je met een eerstejaars, tweedejaars of eeuwige student van doen hebt. De bierbuik is van alle claims over het effect van bier op het lichaam een van de bekendste. Kun je een groeiende pens inderdaad toeschrijven aan het drinkgedrag?

bierbuikHet is wellicht een open deur: hoe meer energie je binnenkrijgt door voeding, hoe meer het lichaam daarvan opslaat in de vorm van vet. Van alle stoffen in bier is alcohol de belangrijkste ‘dikmaker’. Een alcoholvrij biertje bevat ongeveer 60 kilocalorieën (kcal). Bij pils (5 procent alcohol) schiet dit omhoog naar 110 kcal en een glas zwaar bier (7 procent) levert al gauw 160 kcal. Wie twee glazen zwaar bier drinkt, voorziet daarmee al voor zo’n 15 procent in de dagelijkse energiebehoefte. Een onderzoek uit 2013 van de universiteit van Kopenhagen stelde bij matige consumptie (dus een of twee biertjes per dag, afhankelijk van je geslacht) geen relatie vast tussen bier en buikomvang. Bij overmatige alcoholconsumptie is vaak wél sprake van een toenemende buik, volgens Aafje Sierksma van het Kennisinstituut Bier.

De nachthemel wordt een knipperende kermis
LEES OOK

De nachthemel wordt een knipperende kermis

Columnist Ans Hekkenberg schilt een appeltje met bedrijven die lomp omspringen met de nachthemel.

Maar het is wat kort door de bocht om dit alleen aan bier toe te schrijven, zegt zij. ‘Uit onderzoek blijkt dat bierdrinkers een ongezonder eetpatroon hebben dan wijndrinkers. Ze eten bijvoorbeeld meer vlees en snacks. Ook andere leefstijlfactoren verschillen. Bierdrinkers roken meer en bewegen minder. Je kunt dus stellen dat de buik eerder een gevolg is van algehele leefstijl dan puur van bierconsumptie.’

Naast de calorieën die bier op een directe manier levert, draagt de alcohol die het bevat er indirect aan bij dat het lichaam extra calorieën binnenkrijgt. ‘Alcohol stimuleert voedselinname’, zegt Sierksma. ‘Dit komt onder meer doordat alcohol een remmend effect heeft op de hormonen leptine en GLP, die het gevoel van verzadiging veroorzaken wanneer je voldoende hebt gegeten.’

OORDEEL Hoewel je de bierbuik net zo goed kunt omdopen tot borrelhapbuik, draagt alcohol eraan bij door calorieën mee te brengen en een hongergevoel aan te wakkeren.

Bewering 2: Bier voorkomt hart- en vaatziekten

Jarenlang heeft wijn bekendgestaan als wondermiddel voor het verlagen van het risico op hart- en vaatziekten. Dit idee kwam voort uit de observatie dat Zuid-Europeanen een stuk minder door deze ziekten worden getroffen. Dat moest wel komen door de wijn die in deze regionen gretig aftrek vindt. Latere studies tonen aan dat het juist alcohol is die aan het lagere risico ten grondslag ligt. Het gezondheidseffect van wijn geldt dus net zo goed voor bier. Bij hart- en vaatziekten verdikken en verharden de wanden van bloedvaten. Aan de binnenkant ontstaan ‘plaques’ die onder meer bestaan uit LDL, de slechte soort cholesterol. Als zo’n plaque loslaat, ontstaat een stolsel dat een bloedvat kan verstoppen.
In 2011 publiceerde British Medical Journal een onderzoek waaruit bleek dat bij een of twee alcoholconsumpties per dag het risico op hart- en vaatziekten met 25 procent afneemt. Wie meer drinkt, doet dit effect al snel teniet. Bovendien neemt het risico op andere ziekten in zulke mate toe dat het per saldo een negatief effect heeft. Alcohol verhoogt de concentratie in het bloed van de goede soort cholesterol (HDL). Dit HDL neemt het slechte LDL dat in de vaatwand zit op, waarna het wordt afgevoerd naar de lever. Daarnaast verlaagt alcohol het stollingsvermogen van het bloed door het verlagen van de concentratie van de stollingsfactor fibrinogeen. Minder stolling betekent een lagere kans op gevaarlijke bloedstolsels. Tot slot verlaagt alcohol de concentratie van stoffen die zorgen dat de plaques loslaten van de bloedvatwand.

OORDEEL Alcohol verlaagt de kans op hart- en vaatziekten mits je je houdt aan de maximale dagelijkse hoeveelheid.

Bewering 3: Bier is goed voor het zog

bier ammestout 2
De mythe over de gunstige effecten van bier op het zog leeft voort op het etiket van de Ammerstout. Foto: Bernt Rostad (creative commons via Flickr)

Het is niet de bekendste, maar misschien wel de oudste: ‘oud bruin bier is goed voor het zog’, luidt een bierwijsheid die al stamt uit de middeleeuwen. Zog is een oude term voor moedermelk en afgeleid van het werkwoord ‘zogen’. Oud bruin, een zoete biersoort met relatief weinig alcohol, zou een hogere melkproductie teweegbrengen en het geven van de voeding makkelijker maken. Volgens een theorie bevordert gerst de aanmaak van prolactine, een stofje dat de productie van melk op gang brengt. Daarnaast zou alcohol zorgen voor extra aanmaak van het hormoon oxytocine. Oxytocine wordt afgegeven in de hersenen, door de hypofyse, onder meer als reactie op het zuigen van de baby. Het hormoon stimuleert de ‘toeschietreflex’, waarbij spiercellen in de tepelwand samentrekken zodat de melk makkelijker vrijkomt. In de jaren ’80 is zowel bij mensen als muizen gekeken naar het effect van bier op prolactine. En inderdaad, een bepaald type koolhydraat afkomstig uit gerst lijkt verantwoordelijk voor hogere concentraties van het stofje. De claim dat alcohol zorgt voor een verhoging van het oxytocinegehalte blijkt echter uit de lucht gegrepen. Het omgekeerde is zelfs waar. Alcohol remt de aanmaak ervan en vermindert zo de toeschietreflex.

Doordat melk bij een lagere oxytocineproductie moeilijker vrijkomt, is het voor het kind lastiger voldoende binnen te krijgen. Volgens Amerikaans onderzoek kan dit de eerste vier uur na alcoholinname wel 20 procent minder zijn. De moeder heeft dit vaak niet door. Zij ziet het kind enthousiast drinken en na afloop van het voeden, is de melk vaak nog niet op. Dit kan de indruk geven dat er melk in overvloed is. De ontnuchterende conclusie is dat bierdrinken een negatief effect heeft op de beschikbaarheid van melk bij borstvoeding. Bovendien komt de alcohol in de moedermelk terecht, wat ervoor zorgt dat het kind minder drinkt en een verstoord slaappatroon krijgt. De borstvoedende moeder die graag een biertje drinkt, doet er daarom verstandiger aan voor een alcoholvrije variant te gaan of het moment zo te kiezen dat het lichaam minimaal drie uur de tijd heeft om de alcohol af te breken.

OORDEEL Alcohol maakt het lastiger voor de kleine om voldoende melk binnen te krijgen. Bovendien komt alcohol in de moedermelk terecht.

Bewering 4: Bier maakt sterker en slanker

‘Vitamine in bier maakt sterker, slanker én gezonder’, kopte het Algemeen Dagblad medio 2012 triomfantelijk. Het stofje in kwestie is Nicotinamide Riboside (NR) dat zijn oorsprong vindt in gist. Zwitserse onderzoekers ontdekten dat muizen die een vetrijk dieet kregen 60 procent minder aankwamen bij toediening van deze voorloper van vitamine B-3.

NR bleek niet alleen op het gewicht een gunstige uitwerking te hebben. Het verhoogde ook het uithoudingsvermogen van de muizen en verlaagde de kans op diabetes. Dit kwam doordat een hogere concentratie NR via een aantal stappen zorgt voor een betere werking van de mitochondriën: de energiefabriekjes in de cel. Of het heilzame effect van NR ook voor mensen opgaat, is nog maar de vraag. Hier zijn nog geen studies naar verricht. Daarnaast is niet bekend hoeveel NR opgelost zit in een glas bier. Het molecuul is zo klein dat het door de mazen van de huidige meetmethoden heen glipt. Bovendien komt het wonderspul ook voor in melk. Dit maakt de kans dat bier ooit wordt aangewezen als afslankmiddel zo mogelijk nog kleiner dan het stofje zelf.

OORDEEL Bier bevat inderdaad een vitamine die bij muizen goed werk verricht. Maar het effect bij mensen is nooit gemeten. Daarnaast zit het ook in melk.