We weten best dat het ongezond is: snoepen, fastfood, kant-en-klaarmaaltijden. Voedingswetenschapper Marjolein Harbers onderzocht waarom we de voedingskeuzes maken die we maken, en hoe de wereld om ons heen ons eetpatroon beïnvloedt.
Voor haar promotieonderzoek naar gezondheid en eten sprak voedingswetenschapper Marjolein Harbers eens met de klant van een supermarkt. Die stond met haar boodschappentas voor de deur van de winkel. De vrouw klaagde erover dat de omgeving in een supermarkt ongezond is. Ze ging namelijk naar de winkel voor het één en kwam naar buiten met iets heel anders, meestal niet iets gezonds. Mensen hebben honderd redenen om ongezonde keuzes te maken als het om eten gaat, wil Harbers maar zeggen.
Harbers onderzocht een scala van onderwerpen die te maken hebben met voeding. Zo berekende ze het verband tussen wat je eet en het risico op het krijgen van chronische aandoeningen, zoals hart- en vaatziekten. Harbers toonde aan dat een gezond en duurzaam voedingspatroon leidt tot een kleiner risico op zulke ziekten.
Daarnaast berekende ze de verschillen tussen gezonde en ongezonde voedingsmiddelen wat betreft de milieubelasting, zoals de uitstoot van broeikasgassen en het gebruik van landbouwgrond. Een gezond voedingspatroon bleek niet alleen beter voor de mens te zijn, maar ook voor het milieu. De uitstoot van broeikasgassen bleek bijvoorbeeld geringer te zijn als mensen gezonder gaan eten.
Snoep bij de kassa
In het tweede deel van haar onderzoek bekeek Harbers hoe onze voedingsomgeving onze keuzes beïnvloedt. Denk bijvoorbeeld aan de invloed van de aanwezigheid van een supermarkt of fastfoodrestaurants en patatkramen in onze buurt. Op dat onderzoek is Harbers gepromoveerd aan de Universiteit Utrecht.
Ze vindt dat tweede deel van haar onderzoek vernieuwender dan het eerste. Het gaat over wat in de voedselwereld ‘verleiding’ heet. Over ongezond eten dat in winkels direct bij binnenkomst van hongerige klanten voor het grijpen ligt; dat in de schappen het eerst opvalt omdat het op ooghoogte ligt; over snoep bij de kassa, waar je in de rij staat met je ongeduldige kind.
Harbers keek ook naar de verlokkingen van fastfood. Als fastfoodrestaurants dichterbij zijn dan de supermarkt, kan de neiging zijn daar toch naar binnen te wippen. De voedingswetenschapper haakte voor dit laatste onderzoek in op een bevolkingsonderzoek uit de jaren 1993 tot 1997 onder 40.000 deelnemers uit Amsterdam, Utrecht, Doetinchem en Maastricht. Twintig jaar later gaven er daarvan 8231 opnieuw antwoord; Harbers en haar collega’s vonden hen terug via hun huisadres.
Hoofdvraag in dat onderzoek was of er een verband bestaat tussen wat iemand eet en het aantal patatzaken en hamburgertenten in je buurt enerzijds en redelijk nabije supermarkten anderzijds. En eten mensen meer fastfood als er driehonderd meter van hun voordeur een friettent zit, of zelfs twee of drie, terwijl de supermarkt vijf minuten lopen is?
Wat blijkt: dat maakt niet uit voor de voedselinname, voor de keuzes van mensen voor wat ze eten. Ze gaan niet ongezonder eten als er veel fastfoodrestaurants voorhanden zijn.
De dodo terugbrengen kan ook het uitsterven van andere diersoorten helpen voorkomen
Technieken die de dodo weer tot leven moeten wekken, kunnen ook andere bedreigde soorten een steuntje in de rug geven.
Aanbiedingsbakken
Harbers houdt wel een slag om de arm, want die mensen die in de jaren negentig antwoord gaven, zijn inmiddels twintig jaar ouder. ‘De populatie in dit onderzoek is tamelijk oud, veel mensen van in de zeventig. Misschien hebben ze daarom andere voedingsgewoontes, misschien zien we daarom geen verband met fastfood.’
Ze onderzocht ook alles wat is geschreven over nudges, vrij te vertalen als ‘een duwtje in de goede richting‘. Harbers: ‘De omgeving veranderen om een gezonde keuze makkelijk te maken.’ Wat bij dat duwtje een rol speelt is wat in de aanbiedingsbakken ligt, wat het best zichtbaar is omdat het op ooghoogte ligt en wat er bij de kassa ligt.
Aan het onderzoek werkten twaalf Coop-supermarkten mee. Zij verplaatsten producten en legden bijvoorbeeld de volkoren pasta op ooghoogte en bij de kassa ook gezonde snacks. Harbers lacht als haar de vraag wordt gesteld of klanten van de Coop nu inderdaad gezonder eten. Dat kun je namelijk niet zomaar weten.
Beter zichtbaar
Toch kun je met het anders plaatsen van producten wel de keuzes van klanten beïnvloeden, zegt Harbers. De deelnemende supermarkten zijn zich daar nu ook beter van bewust. Uit interviews die ze met supermarktklanten deed, bleek dat mensen het zelf heel goed weten en dat ze geneigd zijn te gaan voor voedsel dat het meest in het oog springt en dat hun eetlust opwekt. De klanten meldden ook dat het een goed idee zou zijn als de supermarkt het gezonde voedsel op beter zichtbare plekken legt.
Het liefst zou Harbers ook het voedselaanbod in de supermarkt veranderd zien. Ze merkt op dat 80 procent van dat aanbod aantoonbaar ongezond is, als je het legt naast de officiële richtlijnen over goede voeding. ‘En 80 procent van de producten die in de aanbieding zijn, is ook ongezond: dat heeft impact.’
Eten volgens een gezond en duurzaam voedingspatroon is geen hogere wiskunde, blijkt uit haar onderzoek. De focus dient vooral te liggen op plantaardige producten, dus groente, fruit, granen, peulvruchten en noten. Daarnaast mag je kleine hoeveelheden dierlijke producten eten: vlees, vis, eieren. ‘Als je in je voedingspatroon de nadruk legt op plantaardige producten, is dat ook meteen een stuk beter voor je gezondheid. Je hoeft dus niet helemaal vegetarisch of veganistisch te worden.’
Bijkomend voordeel van kiezen voor veel plantaardig voedsel is dat het duurzamer is, mede omdat mensenvoedsel verbouwen minder landbouwgrond kost dan nodig is voor de diervoederteelt. ‘Als de hele wereldbevolking volgens de aanbevolen richtlijnen eet, kunnen we in 2050 alle monden voeden, binnen de capaciteit van de planeet.’