Het wordt nog een flinke klus om de groeiende wereldbevolking van zowel gezond als duurzaam voedsel te voorzien. Karin Thomas is gespecialiseerd in het duurzamer maken van onze voedselproductie. Op 2 mei is zij een van de sprekers tijdens New Scientist Live – Expeditie NEXT. Samen met voedingswetenschapper Jaap Seidell gaat ze het hebben over de voedingsvraagstukken die ons te wachten staan.
Aan voeding en onze voedselvoorziening zitten ontzettend veel kanten. Naar welke vragen heeft u zelf onderzoek gedaan?
‘Naar het verduurzamen van de voedselproductie. Wat beweegt mensen om duurzame keuzes te maken? Wanneer hebben mensen het ervoor over om hun consumptiegedrag te veranderen? Hoe kijken bedrijven in de levensmiddelensector tegen duurzaamheid aan? Duurzaamheid is voor iedereen een ander concept, waar we op verschillende manieren mee omgaan. In de landbouw zie je veel dilemma’s. Zo is het bijvoorbeeld moeilijk om milieuvraagstukken en dierenwelzijn tegelijkertijd te verbeteren. Soms betekent een keuze die beter voor het dierenwelzijn is, een grotere aanslag op het milieu. Als je inzet op het ene, lever je soms wat in op het andere gebied.’
Is het echt zo lastig om te bepalen wat de optimale keuze is?
‘Verduurzaming is geen statisch proces. Er zijn continu ontwikkelingen gaande, zowel op ethisch, technologisch als maatschappelijk vlak. Wat mensen beweegt en waar ze zich op richten is niet zwart-wit. Er is geen optie A en optie B, waarbij A goed is en B fout. Als je op zowel milieu- als sociaal gebied iets wilt doen, is het vaak complex. De eisen die we stellen aan voedselproductie veranderen. Tegenwoordig zijn legbatterijen verboden. Welke eisen stellen we in de toekomst aan dierenwelzijn? Sommige mensen beschouwen insecten als goede optie voor het vervangen van dierlijk eiwit uit vlees, maar daar kunnen weer nieuwe ethische dilemma’s uit ontstaan. Elke keer wanneer je iets wilt verbeteren, loop je tegen een nieuwe vraag aan.’
De nachthemel wordt een knipperende kermis
Columnist Ans Hekkenberg schilt een appeltje met bedrijven die lomp omspringen met de nachthemel.
Zijn duurzaamheid en goede, betaalbare voeding dan wel verenigbaar?
‘Ik denk zeker dat het haalbaar is om al die factoren te verenigen. Er zijn genoeg technologische ontwikkelingen gaande die dat mogelijk maken. Zo zijn biologische opties op dit moment duurder, maar zal de technologie helpen om prijzen te verlagen. Sommige producten zullen tot een luxesegment gaan behoren, maar in potentie is duurzaam voedsel beschikbaar voor iedereen. Het is grotendeels een distributieprobleem.’
Gaan de ontwikkelingen snel genoeg om de bevolkingsgroei bij te benen?
‘Je kunt niet in de toekomst kijken. Soms roepen mensen in Nederland op tot het verkleinen van de landbouw, zodat Nederland minder CO2 uitstoot, meer zonnepanelen op land kan plaatsen of over meer bouwgrond beschikt. Maar je moet een stap verder denken. Je ziet dat mensen terugverlangen naar een schattige, kleinschalige manier om voedsel te maken. Daar maak ik me wel zorgen om. Alles wat we hier schattig gaan doen, brengt elders meer boskap teweeg. De trend is dat we over dertig jaar met twee miljard mensen meer zijn. Daar vraagt om ruimte, water en energie. En dus ook om serieuze innovaties en oplossingen. Dan kun je niet heel naïef zijn en alles op een schattige manier willen doen. Zo kun je de wereld niet voeden.’
Geen ‘schattige’ landbouw dus. Wat dan wel?
‘Verstandige intensieve landbouw. Dus zonder monoculturen, waarbij je op hetzelfde stukje grond altijd hetzelfde gewas verbouwt. Bij ‘intensieve landbouw’ beginnen veel mensen meteen te steigeren. We willen weer ambachtelijk, natuurlijk en lokaal. Ook nieuwe technologie past niet altijd bij het gewenste beeld. De universiteit van Maastricht is al lange tijd bezig met kweekvlees uit het laboratorium. Dat past natuurlijk niet bij het beeld van leuk en ambachtelijk. In hoeverre staan mensen er dan voor open, biedt het dan nog perspectief? We moeten dat soort vraagstukken meer onderzoeken.’
Waarom verlangen mensen terug naar ambachtelijk en kleinschalig?
‘Er hangt negativiteit boven de Nederlandse landbouw. Ik ben ook niet blij met weinig weidevogels en een lage bijenstand, maar er is een omslag gaande. Sommige dingen zijn ooit de verkeerde kant opgegaan. Als jij nu een vogel wilt, dan zal die er niet morgen zijn. Met hoe we nu met onze boeren omgaan, is het voor sommige boeren gunstiger om hun bedrijf te veranderen in een vakantieboerderij. Dat kan voor een boer een oplossing zijn, maar dat moet niet voor teveel boeren gaan gelden. We moeten onze koppositie op landbouwkennis meer gaan waarderen.
‘Gelukkig zie ik dat steeds meer universiteiten zich bezighouden met voedselvraagstukken. Dat niet enkel Wageningen University & Research het belang ziet van de toekomst van ons voedsel. Aan voedselvraagstukken kleven allerlei vakgebieden vast. Energie en water vormen de basis van ons voedsel. Ook rechten, logistiek en econometrische vraagstukken spelen een rol. De WUR was ooit klein en eenzaam, nu is het een internationaal paradepaardje. Daaraan zie je dat het bewustzijn van het belang van goede voedselproductie zich verspreidt.’
Wat kan de consument doen zodat we de wereldbevolking van voedsel kunnen blijven voorzien?
‘Voedselverspilling ligt voor een groot deel bij consumenten, zeker in de westerse wereld. We verspillen dertig procent van het voedsel dat we produceren. In de rest van de wereld zie je dat veel voedsel verloren gaat door het niet kunnen koelen van de oogst en slechte infrastructuur. Als we daarin stappen zetten, is er al meer voedsel beschikbaar. Als je minder in de keten verliest, is er al voldoende voedsel voor een groeiende wereldpopulatie.’
Zal niet altijd een deel van de productie verloren gaan?
‘Ja, maar dertig procent is onnodig veel. In ontwikkelingslanden is het verlies rondom de akkers groot. In Westerse landen wordt ons voedsel op boerderij- en transportniveau heel efficiënt geproduceerd. Het gaat fout bij de verkopers en bij ons als consument. Dat is veel erger, want dan is er energie aan het produceren van het voedsel besteed. Alle milieu-investeringen zijn dan al gedaan. Dan kan de boer het beter meteen zelf weggooien.’