Er zijn momenten genoeg waarop ik even terug in de tijd zou willen gaan. Als ik uren na een gesprek opeens een gevatte opmerking bedenk, in de stress schiet door een krappe deadline of net een glas wijn teveel heb gedronken. En heel af en toe doet zo’n kans zich voor.
Dinsdag om 12.43 uur stond ik op Schiphol bij gate G8 met een beker Starbuckskaneelkoffie en een kaascroissant. Zes uur later om 12.43 uur zat ik in stoel 33J van vlucht DL247 boven Newfoundland, op weg naar Alaska. Een kaascroissant was op dat moment best welkom geweest, maar afgezien daarvan was mijn tweede 12.43-uur-ervaring heel wat geslaagder dan de eerste.
Mijn vreugdegevoel bij de eerste aanblik van Newfoundland deed waarschijnlijk niet onder voor dat van John Cabot toen hij de streek in 1497 ontdekte. Eindeloze toendravlakten, talloze meren, hier en daar wat ijs: een betere kennismaking met Noord-Amerika was niet denkbaar. Ik wilde dat het voor altijd 12.43 uur kon blijven.
Stikstofuitstoot lokt planten naar West-Europa
Bosplanten die goed tegen stikstof kunnen, verschuiven snel van Oost- naar West-Europa. Daar brengen ze andere planten in de verdrukking.
Naarmate de dag vorderde en ik zowel tijdens mijn vlucht van Minneapolis naar Seattle als van Seattle naar Fairbanks het terug-in-de-tijdgevoel nogmaals meemaakte, begon mijn ongetemperd enthousiasme af en mijn jetlag toe te nemen.
Maar al werd ik door de moeheid wat kortaf, de reacties van de Amerikanen bleven onverminderd positief. De douanebeambten, die stuk voor stuk de modder op mijn bergschoenen wat argwanend bekeken (het is streng verboden om aarde de Verenigde Staten binnen te smokkelen), vergaven me direct zodra ik vertelde dat ik aardwetenschapper was. ‘Ooh, you’re a scientist? That’s amazing!’ Het meisje naast me op weg naar Seattle wilde spontaan haar oordopjes met me delen toen ik vertelde wat ik in Alaska ging doen. ‘An earth scientist? So cool!’
Gisteren was ik met Marcus, mijn Canadese medecursist, Fairbanks aan het verkennen en vertelde hem over de enthousiaste Amerikanen. Volgens hem lag het niet zozeer aan de Amerikanen, maar aan het feit dat veel mensen nog altijd een droombeeld van wetenschap hebben. ‘Either people think that scientists are nutty old men, doing all kinds of unnecessary experiments to prove things that are common knowledge, or they think that scientists are kind of holy.’
Voor die laatste groep heeft Marcus een oplossing gevonden: hij laat ze een foto zien van de volgeschreven muur van een houten poepdoos naast een wetenschappelijk onderzoeksstation in de Canadese toendra. ‘Then they can see that scientists are just normal people, who write obscene words and uninteresting stuff on walls when they’re going to the toilet.’
Hij vertelde ook over een man die hij tijdens veldwerk in Noord-Canada had ontmoet en die nog nooit een boom had gezien. Als die man naar Fairbanks zou komen, zou hij een hartverzakking krijgen van de oneindige dennenbossen hier. Toen Marcus en ik gisteren in de brandende zon vanaf een heuvel richting Mount McKinley keken (250 kilometer hier vandaan en met 6194 meter de hoogste berg van Noord-Amerika), zag ik niet alleen die uitgestrekte oerbossen maar ook een enorme rookpluim. Een bosbrand. Bosbranden schijnen ’s zomers heel normaal te zijn in Alaska; ze ontstaan door een vergeten sigaret of een blikseminslag en spreiden zich via de vele bomen vervolgens razendsnel uit.
Toch leken voorbijgangers de rookwolk in de verte niet zorgwekkend te vinden; een brand op zijn tijd is juist goed. Waar in Nederland de discussie is opgelaaid over het bijvoeren van dieren in omheinde natuurgebieden, vragen de Alaskanen zich af wanneer het tijd is om in te grijpen bij een brand en wanneer het juist tijd is om de natuur zijn beloop te laten en bossen van duizenden jaren oud in vlammen te laten opgaan.
De meest voorkomende boomsoort hier – de zwarte spar – heeft dennenappels die vaak pas hun zaad verspreiden na een brand. Ook zorgt een brand voor meer afwisseling in de ouderdom van bomen en voor een grotere biodiversiteit; wanneer tijdens een hevige brand de permafrostbodem ontdooit, kunnen berkenbomen en witte sparren zich vestigen.
Na het zien van de brand besloten Marcus en ik af te koelen in een van de megasupermarkten, die 24 uur per dag open zijn. Niet zo gek misschien, in een plaats waar de zon ’s zomers niet ondergaat. Ook niet zo gek, bovendien, voor een supermarkt met zoveel keuzemogelijkheden – ik telde alleen al zeventien soorten pindakaas. Daar kun je best wat extra tijd voor gebruiken.