Bij het NOS Journaal blijven ze erbij: het was uit-ste-kend werk, die reportage van vorige week waarin de kijkers wordt aangepraat dat jongeren enorm lijden onder sociale media stress (voor wat voorafging: zie hier en hier en hier). Immers: het journaal had zijn feiten gecheckt. Bij… een heuse professor!
Ik sta niet graag in de schoenen van die professor. Steeds nadrukkelijker wordt de beste man als bliksemafleider gebruikt, en neergezet als de kwade genius die het nietsvermoedende journaal op het verkeerde been zette.
Had adjunct-hoofdredacteur Aletta Oosten het eerst nog over ‘een hoogleraar van de Universiteit Twente’, in de brievenrubriek van De Volkskrant noemde journaalbaas Marcel Gelauff hem al bij naam: ‘professor Van Dijk, hoogleraar ICT en Nieuwe Media aan de Universiteit van Twente.’
Nieuwe technologie onthult het verborgen leven van dinosauriërs
Van migrerende planteneters tot toegewijde ouders: paleontologen ontrafelen stukje bij beetje het gedrag van dinosauriërs.
Van Oosten en Gelauff maken volstrekt duidelijk dat hij het journaal om de tuin heeft geleid. ‘Hij noemde de resultaten betrouwbaar en overeenkomstig met zijn eigen kennis op dat gebied’ (Van Oosten). ‘Hij kwalificeerde het onderzoek als betrouwbaar en de resultaten als geloofwaardig’ (Gelauff). Zo kan het journaal zich verschuilen achter de evergreen ‘don’t shoot the messenger‘.
Jammer alleen dat Jan van Dijk zelf dat anders ziet. Hoewel op vakantie, was Van Dijk toch bereid te reageren op mijn simpele vraag: klopt het dat u dit onderzoek op verzoek van het NOS Journaal heeft gewogen en betrouwbaar heeft gevonden?
Van zijn antwoord wil ik u, op een enkele redactionele ingreep na, niets besparen:
Geachte heer Keulemans,
Ik heb dit uiteraard niet zo gezegd.
Ik heb het woord betrouwbaar niet laten vallen. Er zijn trouwens weinig journalisten die weten wat dat betekent.
Een mevrouw van het journaal heeft mij op onduidelijke wijze benaderd. Het was niet duidelijk wat ze van me wilden. Ze vroegen of ik het onderzoek kende. Ik had nog nooit van de betreffende onderzoekers of het onderzoek gehoord. […] Even later kreeg ik een soort samenvatting onder embargo.
Bij de start van het gesprek ging het eigenlijk alleen over de vermeende representativiteit. Snel genoeg was duidelijk dat die er ook met 500 jongeren niet is. Ze [de onderzoekers, MK] hebben mediacoaches ingeschakeld. Daardoor krijg je respondenten die extra veel sociale media gebruiken. De zeer korte samenvatting bevatte verder weinig aanwijzingen over de vragenlijst en de verdere aanpak.
Toevallig ben ik van huis uit ook methodoloog en dus erg gevoelig voor zaken als betrouwbaarheid, waarover ik dus hier ook geen uitspraak gedaan heb. Ik heb wel gezegd dat hun aanpak om eerst kwalitatief onderzoek te doen, ik geloof met focusgroepen een meer VALIDE aanpak kan zijn, namelijk om de juiste vragen in de enquête te kunnen stellen.
In tweede instantie zag ik in de samenvatting een tenenkrommende boerenkoolpsychologie verschijnen. Met een hoop onzin over Skinnerboxen, stress en de niet bestaande afwijking FOMO. Zelfs het onderscheid tussen stress en verslaving wordt niet goed gemaakt.
Ik heb dat allemaal genegeerd om hen te wijzen op de feitelijke antwoorden die de respondenten gaven. Ik schreef in een mail dat ze daar de nadruk op konden leggen. Daarmee zou een tipje van de sluier van de betreffende problematiek kunnen worden opgeheven. Die is het namelijk waard om op de agenda gezet te worden.
Of de betreffende groep jongeren nu voor 20 of 30 procent de vermeende ‘social media stress’ ervaart, maakt mij verder niet uit. Behalve dan dat ik denk dat de percentages zo’n 20 procent te hoog zijn door slechte steekproeftrekking, als ik ze vergelijk met buitenlands onderzoek.
De NOS heeft er verder een heel aardig item van gemaakt dat het probleem, want dat is het voor sommige jongeren, op de agenda heeft gezet, ook al is het dan via een slecht en totaal niet wetenschappelijk onderbouwd onderzoek. Ik leg dus de nadruk op het maatschappelijk effect en laat mijn bezwaren als al te zeikerige methodoloog maar even varen. Misschien krijgen de universiteiten dan eindelijk eens een keer wat geld om dit onderzoek goed te doen. Dat waren mijn motieven.
‘Tenenkrommende boerenkoolpsychologie’, ‘slechte steekproeftrekking’, ‘het woord betrouwbaar niet laten vallen’, ’totaal niet wetenschappelijk onderbouwd’.
Voor het NOS Journaal maakte het kennelijk niet uit. We hebben toch een heuse professor gebeld? Zo wordt een externe expert niet iemand die helpt het nieuws te wegen, maar een schaamlap, een alibi om paniekjournalistiek te maskeren. Je kunt dan net zo goed een bereidwillige hoogleraar oud-Aramese talen het laatste sterrenkundige nieuws laten duiden.
Had het NOS Journaal nu meteen toegegeven dat ze ernaast zitten, dan was het allemaal niet zo erg geweest. Maar dit voorval geeft aan dat het terzijde leggen van de nuance en het opkleuren van de waarheid gewoon zit ingebakken in de werkwijze van het journaal. In plaats van objectiviteit en duiding heeft men iets anders nog hoger in het vaandel: never kill a good story.
Nu gaat dat over zoiets onbenulligs als facebookende jongeren, waar hebben we het eigenlijk over.
Maar volgende keer gaat het weer over de kosten van een allochtoon, de vraag of er een kerncentrale bij moet, of de vraag of de criminaliteit stijgt of juist daalt.
(Zie ook het uitstekende weblog van Linda Duits over deze zaak)