Psychologen die de rechter adviseren over de gewetensontwikkeling van jeugdige verdachten, hebben geen theoretisch kader om zich op te baseren. Bijzonder hoogleraar Frans Schalkwijk van de Universiteit van Amsterdam werkt aan een bruikbaar meetinstrument.
Waarom hebben we een theorie van het geweten nodig?
‘Ik ben psychoanalyticus en forensisch rapporteur. In die laatste hoedanigheid rapporteer ik aan de rechter over de psychische gesteldheid van jeugdige verdachten. Als ze niet of verminderd toerekeningsvatbaar zijn, kunnen ze jeugd-tbs opgelegd krijgen. Bij zo’n ingrijpende beslissing weegt de uitspraak van de psycholoog over de gewetensontwikkeling enorm zwaar, terwijl er geen goed diagnostisch meetinstrument voor is. Het wordt mijn opdracht als bijzonder hoogleraar mijn theorie over het geweten om te zetten naar een meetinstrument waarmee forensisch rapporteurs een diagnose kunnen stellen van de gewetensontwikkeling.’
Wat is het geweten dan volgens u?
‘De kern is dat het geweten zorgt voor een evenwichtig zelfgevoel: wie je bent, wie je zou willen zijn. Soms doe je dingen of denk je dingen die je niet goed vindt en soms doe je dingen die je juist hartstikke goed vindt. Dat zelfgevoel moet een beetje constant zijn, want als je je heel slecht over jezelf gaat voelen, word je somber. Het geweten is een zogeheten regulatiefunctie die reageert als je voelt dat het zelfgevoel bedreigd is, uit balans dreigt te raken.
Kan een eenvoudig experiment een ‘donkere dimensie’ aan het licht brengen?
Onderzoekers vermoeden dat er een ‘donkere dimensie’ bestaat, waarin de ontbrekende materie van het heelal verstopt zit.
Schuld is zo’n signaal waardoor je je realiseert dat je over je eigen grenzen bent gegaan. Dat kun je dan ongedaan maken. Schaamte is vervelender om te ervaren, want dan ervaar je jezelf als een grote tegenvaller en ligt je identiteit onder vuur. Dat gevoel is voor veel mensen moeilijker te herstellen.
In de forensische wereld zie je dat jeugdige delinquenten te weinig of geen schuld en schaamte ervaren over hun delicten: ze ervaren hun gedrag als passend bij hun zelfgevoel en dus is er voor de jongere geen innerlijke reden om zichzelf te corrigeren. Daar moeten we in behandelingen meer op proberen in te spelen.
Een ander deel van het geweten wordt gevormd door empathie. Als je beseft wat een ander voelt, wil je daar rekening mee houden. Een goed empathisch vermogen remt dus delinquent gedrag. De derde poot is heel concreet: weten wat moreel juist is.
Hoe werkt dat meetinstrument waaraan u werkt? Moet ik denken aan een soort checklist?
‘Je kunt niet een soort vragenlijst maken en vanaf een bepaalde score zeggen dat de jeugdige verdachte een slecht geweten heeft. Belangrijker is beschrijven hoe het met zijn empathie zit. En wat z’n vermogen is schaamte, schuld of trots te voelen met zijn niveau van moreel redeneren. Om dat goed te kunnen doen, ontwikkel ik nu een meetinstrument met concrete handvatten voor die beschrijvingen. Dan kunnen ze de sterke en zwakke kanten van de gewetensontwikkeling heel genuanceerd beschrijven. Dat doet ook recht aan de jongere, want in het onderzoek dat ik heb gedaan, zag ik dat de meeste jeugdige verdachten natuurlijk niet alleen maar volstrekt gewetenloos zijn: het grootste deel loopt achter in ontwikkeling, vaak in samenhang met traumatiserende omstandigheden in hun jeugd. Dat meetinstrument gaan we de komende jaren toetsen op bruikbaarheid en betrouwbaarheid.’
En daar kom je dan achter door gesprekken met zo iemand te voeren?
‘Ja, maar dan gaat het juist voor een belangrijk deel níet over het delict. Anders krijg je sociaal wenselijke antwoorden. Als jij als vijftien- of zestienjarige bij een psycholoog zit, wil je wel zeggen dat het je spijt en soms dat je je schuldig voelt. Je vraagt dus vooral over hoe iemand thuis is, hoe die omgaat met zijn ouders, broertjes en zusjes, klasgenoten, eventueel met een huisdier. Zo onderzoek je hoe bijvoorbeeld empathie werkt. Of hoe schaamtevol hij of zij is. Dat koppel je aan wat hij of zij heeft gedaan en wat hij of zij over het delict wil vertellen. Dat samen leidt tot een genuanceerd beeld van het geweten, hopelijk met aanknopingspunten voor een behandeling.
Een goed ontwikkeld geweten is geen garantie om niet in de fout te gaan?
‘Inderdaad, je goede geweten kan bijvoorbeeld tijdelijk overruled worden door bijvoorbeeld lust. Vandaar dat mensen met een goed ontwikkeld geweten best overspel kunnen plegen. Maar gaat zo iemand in de fout, dan is de kans veel groter dat hij of zij zich er suf over schaamt. Zeker als hij of zij zich echt realiseert wat het voor een ander betekent. Een mens wil nou eenmaal alles. Het is rot om te ervaren dat dat niet kan.’
Dit artikel verscheen op 21 december 2019 in het Parool.