Hoe komen wetenschappers tot dat ene inzicht dat het verloop van hun carrière bepaalt? Daarover vertellen ze in de rubriek Eureka, elk weekend in het AD, verzorgd door de redactie van New Scientist. Deze week: Bruno Verschuere, universitair hoofddocent forensische psychologie aan de Universiteit van Amsterdam.
‘Het was het einde van mijn studie klinische psychologie en ik vond dat ik klaar was voor het ‘echte’ werk. Daarom koos ik voor een stage bij het penitentiair complex te Brugge. Dat heb ik geweten. Hier zaten niet de winkeldieven, maar de echte boeven. Zedendelinquenten, moordenaars en anderen die allemaal een gevangenisstraf uitzaten van minimaal vijf jaar.
Aan de hand van gesprekken, psychologische tests en dossieranalyse probeerde ik in te schatten of deze mannen klaar waren om terug te keren in de maatschappij. Deze taak was ongekend gecompliceerd, mede omdat ik moest beginnen bij het verhaal dat een dader je vertelt. Soms bekenden ze meteen hun misdaad, maar veel vaker waren er mannen die de feiten ontkenden, spijt betoonden en beargumenteerden dat ze veranderd waren.
Kan een eenvoudig experiment een ‘donkere dimensie’ aan het licht brengen?
Onderzoekers vermoeden dat er een ‘donkere dimensie’ bestaat, waarin de ontbrekende materie van het heelal verstopt zit.
Een man erkende seks gehad te hebben met zijn stiefdochter, maar dat kwam omdat hij eenzaam en dronken was. Dat zou kunnen kloppen, maar waarom lagen er dan handboeien klaar op het nachtkastje?
Leugendetector
Een leugentest zou in dit geval geweldig zijn, maar ik twijfelde of zo’n test echt werkte. Leugendetectie leek mij een geweldig onderwerp om op te promoveren, maar de universiteit hield dat tegen. Ze vonden het pseudowetenschap.
In een artikel van de befaamde gedragsgeneticus David Lykken uit 1974 vond ik stof voor mijn weerwoord. Leugendetectie is, net als een IQ-test of persoonlijkheidsvragenlijst, een psychologische test. Als je de juiste vragen stelt, kan je aan de hand van hartslag, ademhaling en zweet te weten komen of iemand daderkennis heeft en wel of niet liegt. Psychologen moeten zich dus juist wél bezig houden met leugendetectie.
Dat doe ik sindsdien. Ook na twintig jaar verveelt het fenomeen liegen en leugendetectie geen moment.’