Wetenschap en stripboeken. Die vormen een verrassend goede combinatie, zo bleek afgelopen woensdag tijdens de boekpresentatie van Het allerkleinste. ‘Strips nemen lezers mee in een hele andere wereld.’
In de Balie in Amsterdam sprak Jim Jansen, hoofdredacteur van New Scientist, met zowel wetenschappers als striptekenaars. De totstandkoming van Het allerkleinste laat goed zien hoe zij elkaar kunnen inspireren.
Onbekende sterrenbeelden aan de hemel
Govert Schilling maakt je wegwijs aan het firmament. In december 2024 werpt hij een blik op onbekende sterrenbeelden.
Het eerste zaadje voor het ontstaan van het stripboek werd gezaaid door natuurkundige Robbert Dijkgraaf. Zijn tweede tv-college voor DWDD University ging over de allerkleinste bouwstenen van de werkelijkheid. Dijkgraaf, virtueel aanwezig via een videoverbinding, vertelde dat hij blij verrast was toen hij hoorde dat het college striptekenaar Dirk Ridder geïnspireerd had tot het maken van een strip. ‘Dat sprak me heel erg aan, want ik ben een enorm visueel ingesteld persoon.’
‘Tijdens zo’n college roep je soms beelden op, maar die kun je niet altijd letterlijk vormgeven, zelfs niet met alle moderne technologie van een tv-studio’, zei Dijkgraaf. ‘Maar in een stripverhaal kan dat wel. Ik vond het erg leuk om mijn eigen fantasiewereld verbeeld te zien.’
Magische wereld
Ridder vertelde waarom hij juist over dit onderwerp een strip maakte. ‘Zelf had ik goede ervaringen met educatieve strips. Op mijn middelbare school vond ik economie een erg lastig vak. Het lezen van een educatieve strip hierover heeft mij uiteindelijk geholpen om mijn eindexamen te halen. Zo’n ervaring wilde ik anderen ook geven. Toen ik mensen ging vragen wat zij vroeger lastig vonden op school, kwam vaak natuurkunde naar voren.’
De striptekenaar hoopt dat door zijn werk meer mensen in aanraking komen met de wereld van het allerkleinste. ‘Als je er eenmaal iets over weet, is het een hele interessante en magische wereld. En onze werkelijkheid is hier uit opgebouwd.’
Volgens Dijkgraaf is dat laatste zelfs het meest fundamentele idee van de natuur. ‘Alles wat we zien, bestaat uit die kleine bouwsteentjes. Mensen vragen me wel eens wat ik toch heb met die kleine deeltjes. Mijn antwoord is: waar ben jíj dan uit opgebouwd?’
Dijkgraaf: ‘De zoektocht naar die bouwstenen is een heel spannend verhaal, waarbij je steeds verder inzoomt naar kleinere schalen.’ De strip neemt de lezer dan ook mee naar werelden die alsmaar kleiner zijn: van de cellen waaruit ons lichaam is opgebouwd, via de schaal van moleculen en atomen, tot de quantumwereld van de meest elementaire deeltjes die we kennen.
Oneindig speelveld
Het programma vervolgde met een duik in enkele van die werelden. Nobelprijswinnaar Ben Feringa gaf een mini-college over wat voor hem het allerkleinste is. Voor een scheikundige is het niveau van atomen en moleculen namelijk het kleinste waarop gewerkt kan worden. Deze deeltjes zijn voor Feringa letterlijk bouwstenen. ‘Wij bouwen op nanoschaal: de wereld van atomen en moleculen. Zo hebben we een motortje van één miljardste meter gebouwd. Dat is 80.000 keer kleiner dan de dwarsdoorsnede van een haar.’
Het werk aan de moleculaire motortjes leverde Feringa in 2016 een Nobelprijs op. Maar dat betekent niet dat de scheikundige al uitgebouwd is. ‘Zelfs als we in de scheikunde een miljoen keer harder werken, dan zouden we nog steeds maar een fractie bouwen van wat er mogelijk is’, zei Feringa. ‘Het moleculaire speelveld is oneindig.’
Lege ruimte
Natuurkundigen zoomen graag nog wat dieper in op de werkelijkheid. Zo bestudeert Rasa Muller deeltjes die veel kleiner zijn dan atomen en moleculen. ‘De échte bouwstenen van de natuur zijn de deeltjes in het standaardmodel. Kleiner dan dat kennen we niet. Zelf doe ik onderzoek naar één van die deeltjes: neutrino’s.’
Maar hoe kun je aan iemand duidelijk maken hoe klein deze kleinste deeltjes nu echt zijn? Muller probeert de schaal altijd te relateren aan dingen die we wel kennen. ‘Stel je voor dat een atoom zo groot zou zijn als de Johan Cruijff Arena. Dan zou de kern van het atoom de grootte hebben van een knikker op de middenstip. Daartussen zit allemaal lege ruimte. Voor het allergrootste gedeelte bestaan wij dus uit helemaal niets! De neutrino’s, waar ik onderzoek naar doe, vliegen gewoon door die lege ruimte heen.’
Combinatie van hersengebieden
Striptekenaar Jean-Marc van Tol, bekend van onder andere Fokke en Sukke, vertelde waarom juist strips geschikt zijn om zulke onderwerpen uit te leggen. ‘In een strip speelt het verhaal zich af tussen de plaatjes. Door de verbeelding komt er iets tot stand in je hoofd. Strips kunnen lezers daardoor meenemen in een hele andere wereld. Dat maakt het medium zo geschikt om ingewikkelde onderwerpen aan het voetlicht te brengen.’
Bovendien is het een ideale manier om jonge mensen te interesseren in de wetenschap, zei Van Tol. ‘Kinderen gebruiken vaak strips om informatie tot zich te krijgen. Dat leidt ertoe dat ze er verder over na gaan denken.’
Ook zorgt de combinatie van beeld en woord er volgens de striptekenaar voor dat de informatie beter blijft hangen. ‘Een strip spreekt verschillende delen van je hersenen aan, anders dan wanneer je alleen luistert of leest. Die combinatie van hersengebieden maakt het denk ik makkelijker om dingen te onthouden.’
Niet verwacht
De boekpresentatie eindigde met de uitreiking van de eerste exemplaren door de ‘allerkleinste’ Dijkgraaf-telg, Charlotte. Zij overhandigde het stripboek aan Dirk Ridder en Ben Feringa, terwijl ze haar vader zijn eerste exemplaar virtueel toezond via een ‘wormgat’.
Voor Ridder begon het stripboek als een afstudeerproject. Nu, een paar jaar later, is Het allerkleinste te koop op zo’n driehonderd plekken in Nederland en België, terwijl er binnen een week al een tweede druk verscheen. Ridder: ‘Dat had ik echt niet verwacht.’
En wie weet komen daar in de toekomst nog meer onverwachte dingen bij. Tijdens deze middag ontstonden al genoeg ideeën voor vervolgdelen. Een strip over Dijkgraafs tv-college over het allergrootste? Of over Feringa’s moleculaire motortje? Of Mullers neutrino-onderzoek? Ridder: ‘Er zijn nog zo veel mooie en interessante onderwerpen in de wetenschap.’