Ik ben intussen 91 jaar en ken uit mijn schooltijd het volgende wetje: Waar het ene is, kan andere niet zijn. Bij de vele berichten en verhalen over het uitdijen van het heelal met een snelheid die niet te filmen is, leeft bij mij de vraag: als dat zo is, wat wordt er dan bij dat uitdijen verdrongen?


Ben uiterst nieuwsgierig naar uw antwoord..

Dick Baksteen

Jongeren zijn gevoeliger voor likes
LEES OOK

Jongeren zijn gevoeliger voor likes

Moeten we ons zorgen maken over de gevolgen van sociale media op de mentale gezondheid van jongeren? Ontwikkelingspsycholoog Wouter van den Bos zocht ...

Het korte antwoord is: er wordt niets verdrongen, de ruimte zelf groeit met de tijd.

De uitdijing van het heelal werd voor het eerst voorspeld door de Belgische wetenschapper Georges Lemaître in 1929, toen u ongeveer zes jaar oud was. Kort daarna bevestigde astronoom Edwin Hubble die voorspelling.

Lemaîtres idee volgt direct uit de vergelijkingen van de algemene relativiteitstheorie van Albert Einstein, die de zwaartekracht verklaart. Essentieel aan die theorie is dat de ruimte en de tijd samen zelf natuurkundige medespelers worden. In de newtoniaanse natuurkunde daarvóór waren ruimte en tijd slechts een leeg toneel waarop de ware natuurkundige verschijnselen zich afspelen.

Bij Einstein doen ruimte en tijd volop mee: ze krommen, rekken en plooien. Ze kunnen zelfs helemaal instorten tot een zwart gat. En er kan dus ook, zoals Lemaître inzag, ruimte (en tijd) bijkomen. Die komt dan niet ‘in de plaats’ van iets anders, omdat ‘plaats’ zelf hetgene is dat erbij komt (Het wetje uit uw schooltijd geldt overigens nog steeds).

Vaak maken natuurkundigen de vergelijking met rijzend krentenbollendeeg, waarin de krenten steeds verder uit elkaar komen te staan. Het is niet zozeer dat ze van elkaar af bewegen (al doen ze dat natuurlijk wel), maar dat de ruimte ertussen groeit. Zo ongeveer dijt ook ons heelal uit, al moet je dan wel denken aan een – voor zover wij kunnen overzien – oneindig grote oliebol.