Hoe komen wetenschappers tot dat ene inzicht dat het verloop van hun carrière bepaalt? Daarover vertellen ze in de rubriek Eureka, elk weekend in het AD, verzorgd door de redactie van New Scientist. Deze keer: Eus van Someren (60), hoogleraar bij het Nederlands Herseninstituut en de Vrije Universiteit in Amsterdam.

‘Bij slapeloosheid heeft iemand tenminste drie nachten van de week last van slecht slapen. Dat moet drie maanden duren, en het mag niet komen door de omgeving. Dus als je boven een lawaaierig nachtcafé woont, of net een baby hebt gekregen, telt dat voor ons niet als slapeloosheid.

Er wordt al jaren onderzoek naar gedaan, maar het probleem was dat wij als hersenonderzoekers nooit hetzelfde vonden in onze speurtocht naar oorzaken. Dus als ik hier in Amsterdam iets had gevonden, dan was er vervolgens een lab in Duitsland dat iets totaal anders vond.

Dit is hoe we wiskundefobie te lijf kunnen gaan
LEES OOK

Dit is hoe we wiskundefobie te lijf kunnen gaan

Sarah Hart vertelt hoe we de angst voor getallen en formules weg kunnen nemen.

Het was ergens in 2008 op mijn werkkamer bij het AMC. Ik keek naar buiten naar de weilanden en voorbijrazende treinen, en kreeg die slapeloosheid maar niet uit mijn hoofd. Opeens zag ik het licht.

Voordat ik aan dit onderzoek begon, heb ik me bezig gehouden met dementie. Vroeger hadden we daar maar één woord voor: ouderdomsdementie. Nu bestaat dat eigenlijk niet meer. Er is de ziekte van Alzheimer, vasculaire dementie, Lewy-body-dementie, en ga zo maar door. Toen wist ik het. Stel je voor dat er niet één slapeloosheid is, maar verschillende?

Dat inzicht was voor mij een eurekamoment. Daarna heb ik een Vici-onderzoekssubsidie gekregen om dit uit te zoeken. Met dat geld ben ik slaapregister.nl begonnen, een website waar vrijwilligers regelmatig vragen invullen over hun slaap. Dankzij meer dan tienduizend deelnemers, slapelozen en goede slapers, die altijd maar weer die vragenlijsten invullen, zijn we er achter gekomen dat er inderdaad veel verschillende typen slapeloosheid zijn, en ook hoe die van elkaar verschillen.’