De zon is een nieuwe activiteitscyclus ingegaan en het lijkt erop dat deze krachtiger zal zijn dan de vorige. Dat betekent een relatief grote kans op noorderlicht, zelfs in Nederland, maar ook extra risico voor astronauten en satellieten.

Op heldere nachten, als de omstandigheden gunstig zijn, is noorderlichtjager Roy Keeris op een donkere plek ten noorden van zijn woonplaats Zeist te vinden. Doel: met eigen ogen aan de noordelijke hemel de banden en waaiers van licht zien, vaak groen, soms rood. Keeris: ‘Het noorderlicht is heel indrukwekkend. Soms is het zo fel dat je er een krant bij kunt lezen.’

Kosmische tl-buis

Het noorderlicht, ook wel au­ro­ra bo­realis genoemdwordt veroorzaakt door geladen deeltjes die de zon naar de aarde straalt. Die worden gevangen door het aardmagnetisch veld, dat werkt als een soort glijbaan waarop de deeltjes naar beneden roetsjen, op weg naar de magnetische polen van de aarde. Als de deeltjes op honderden kilometers hoogte botsen met luchtmoleculen, lichten die op als een soort kosmische tl-buis.

Kan een eenvoudig experiment een ‘donkere dimensie’ aan het licht brengen?
LEES OOK

Kan een eenvoudig experiment een ‘donkere dimensie’ aan het licht brengen?

Onderzoekers vermoeden dat er een ‘donkere dimensie’ bestaat, waarin de ontbrekende materie van het heelal verstopt zit.

‘In het hoge noorden is er veel vaker noorderlicht te zien’, zegt Keeris, die ooit naar IJsland en de Lofoten-archipel in het noorden van Noorwegen reisde om het fenomeen te aanschouwen. ‘Gordijnen, evenwijdige stralen; het licht beweegt de hele tijd.’

In Nederland is het verschijnsel zeldzamer, maar Keeris heeft het hier toch al een keer of vijftien kunnen betrappen. ‘Het ziet er hier wat anders uit: meer banden dan gordijnen en meer verschillende kleuren, maar om eerlijk te zijn: de afgelopen jaren is hier niet veel bijzonders te zien geweest.’

Dat het poollicht – het verschijnsel doet zich ook voor op het zuidelijk halfrond – niet altijd even spectaculair is, komt doordat de zon niet altijd even actief is. In 1843 ontdekte de Duitse astronoom Samuel Schwabe aan de hand van zonnevlekken dat de zon een elfjarige cyclus doormaakt. Zonnevlekken zijn koelere plekken op het oppervlak van de zon, hoewel de temperatuur er altijd nog zo’n 6000 graden bedraagt. Ze danken hun naam aan het feit dat ze zich als donkere gebieden op de zon aftekenen.

Opwarmende luchtlagen

Op het dieptepunt van de zonnecyclus zijn er geen zonnevlekken, op het hoogtepunt kunnen het er wel een paar honderd zijn. Hoe meer zonnevlekken, hoe meer kans op zonne-explosies, waarbij een wolk geïoniseerde zonnedeeltjes ontsnapt, soms in de richting van de aarde.

Die deeltjes kunnen behalve poollicht ook problemen veroorzaken. Astronauten in het internationaal ruimtestation ISS moeten tegen de straling schuilen in een extra beschermd gedeelte van het ruimtevaartuig. De geladen deeltjes kunnen daarnaast elektronica van satellieten van slag brengen.

Ook warmen de ijle bovenste lagen van de atmosfeer op door de inkomende straling. De atmosfeer zwelt dan op, waardoor satellieten in lage banen meer weerstand ondervinden en kunnen worden afgeremd. Dat overkwam begin februari zo’n veertig net gelanceerde internetsatellieten van ruimtevaartbedrijf SpaceX. Zij vielen terug naar de aarde en verbrandden in de atmosfeer.

Bol gloeiend plasma

Wetenschappers proberen het ‘ruimteweer’ en ook de sterkte van de zonnecyclus te voorspellen. Dat valt nog niet mee, omdat nog niet tot in detail bekend is hoe de zonnecyclus werkt. De zon is een bol van gloeiend heet plasma. Binnenin zijn er allerlei magnetische velden actief, die als gigantische elastieken lussen vormen. De plekken waar bundels magnetisch veld naar buiten prikken, dat zijn de zonnevlekken. Dat weten we, maar waarom de zonnecyclus precies elf jaar duurt en wat bepaalt hoe krachtig de cyclus is, daarnaar is het nog gissen.

Aanvankelijk was de verwachting dat de huidige cyclus, nummer 25 voor kenners, een beetje slapjes zou zijn, net als zijn voorganger, nummer 24: weinig zonnevlekken, weinig uitbarstingen, weinig poollicht. In 2020 voorspelden zonneonderzoekers Scott McIntosh en Bob Leamon echter dat de nieuwe cyclus juist veel krachtiger zou zijn, al zwakten ze die voorspelling begin dit jaar wat af. Feit is dat het aantal zonnevlekken, een belangrijke maat, sinds het begin van deze cyclus consequent aan de hoge kant is. Nu is het bijvoorbeeld 86, bijna het dubbele van de officiële verwachting.

Dat geeft hoop, als je tenminste geen astronaut of satellieteigenaar bent, maar een noorderlichtjager als Roy Keeris. ‘Het is nog te vroeg om conclusies te trekken’, zegt hij, maar het jachtseizoen is geopend. ‘Het is ontzagwekkend. Je voelt je nietig als je het noorderlicht ziet en als je het eenmaal hebt gezien, dan wil je het weer zien.’

Tips voor noorderlichtjagers
 Meld je aan voor een noorderlicht-alert.
 Zoek tijdens heldere nachten een donkere plek op met zicht op het noorden.
– Troostprijs: soms is het licht alleen te zien op foto’s met een lange sluitertijd.