Gisteren ontving de gepensioneerde natuurkundeleraar Coen van der Kamp (70) de Robbert Dijkgraaf Essayprijs van 2020 op het Gala van de Wetenschap. Hij won de prijs met ‘De verstoorde droom’, een tot nadenken stemmend verhaal over een slimme nieuwkomer in een oud huis.
Lang geleden werd ons huis gebouwd. Het begon met een ogenschijnlijk chaotisch kolkende massa waaruit, in een verre uithoek van ons dorp, een klein bolletje ontstond. Daaromheen een heel dun vliesje: onze nieuwe woning, als de schil van een appel.
We wonen hier al een tijdje en voor zover we weten, zijn we de enigen in de wijde omtrek. We zijn met vele soorten: sommige vliegen, andere zwemmen, kruipen, lopen. Er zijn er ook die niets van dat alles kunnen; zij bedekken de bol met een frisse groene sluier. Vele zijn minuscuul, maar we hebben er ook heel wat grote jongens bij.
Wat is het beste moment om te sporten?
Hoe kun je je sportinspanningen het beste timen? Door aan te sluiten bij het dag- en maandritme van je lichaam.
Eén ding hebben we met z’n allen gemeen: we bezitten een mysterieuze code die we van generatie op generatie doorgeven. Soms een beetje gewijzigd, waardoor we in de loop van de tijd allemaal wel iets veranderd zijn. Er zijn zelfs hele soorten verdwenen, maar er zijn ook andere bijgekomen.
Zo mochten we niet lang geleden een nieuweling begroeten: een die gespecialiseerd was in het denken. Heel slim, zo eentje kenden we nog niet. Hij maakte een nogal zelfverzekerde indruk en hij leek het beste met ons voor te hebben. Hij was zich bewust, niet alleen van zichzelf, maar ook van alles en iedereen in ons huis en daarbuiten.
Hij observeerde ons en onze omgeving, en probeerde wetmatigheden te ontdekken. Na vaak uitvoerige analyses kwam hij tot geweldige oplossingen voor complexe problemen die ons allemaal aangingen. Hij bedacht theorieën en ontwierp machines die bijna net zo slim in elkaar zaten als wijzelf. Vaak wist hij zijn gedachten te verheffen tot spirituele hoogten.
Blijvende onbalans
We waren heel blij met hem. Tegelijkertijd namen onze twijfels toe. Dienden zijn uitgekiende ideeën niet te veel zijn eigen belang: zijn rijkdom, zijn voedsel, zijn gezondheid, zijn levensverwachting, zijn gemak en zijn plezier? Was zijn handelen niet te veel gericht op het onder controle krijgen van onze woning? Was hij niet bezig uit alle hoeken hulpbronnen aan te slepen en overal energie uit te halen, ten koste van ons en ons huis, dat steeds verder uitgewoond raakte? Met zijn dominantie nam zijn aantal ook toe. Was hij eigenlijk niet een invasieve exoot?
Als één van ons in aantal explosief groeit, wordt het evenwicht in ons huis verstoord. Dan is er altijd een mysterieuze kracht die dat tegengaat: we hebben onvoldoende voedsel, er breken ziektes en pandemieën uit, of we raken met elkaar in gevecht. Misschien niet zo prettig, maar doordat niet iedereen overleeft, herstelt het evenwicht zich snel.
Bij een opmerkelijke groei van het aantal denkers blijft de situatie echter in onbalans. Blindelings zetten ze hun intelligentie in voor zichzelf: ze ontwikkelen effectieve manieren om oorlogen te voorkomen, ze bedenken slimme methodes om voldoende te eten te hebben, en met uitgekiende vaccins en medische technieken wapenen ze zich tegen ziektes.
Grenzeloze groei
Natuurlijk wensten wij de denker geen oorlogen, honger en pandemieën toe. Wij juichten het toe dat hij deze verschrikkingen door zijn vernuft onder controle probeerde te krijgen, maar vreesden zijn ongebreidelde groei. Hij had ervoor kunnen kiezen zijn potentieel in te zetten voor ons en ons huis, en vooral voor een rem op zijn toename.
Maar hij liet het op z’n beloop. Zijn grenzeloze groei leidde tot een catastrofe. Hoe hadden we ons zo kunnen vergissen in onze huisgenoot, die zo intelligent, zo creatief, zo efficiënt was? Hij werd een plaag. Ons huis werd leeggeplunderd, de atmosfeer raakte verstikt. De appelschil werd aangevreten en begon te rotten.
Er bleef weinig van ons over. Veel soorten hebben het niet gered. Ze zijn er niet meer. Ook de denker zelf is verdwenen. Zijn aanwezigheid was maar van korte duur. Sporen van zijn verwoestende optreden zullen echter nog lang ons huis ontsieren.
Langzamerhand beginnen we er weer bovenop te komen. De tijd heelt alle wonden. Voorzichtig dienen zich nieuwe soorten aan en ook de groene sluier herstelt zich. Misschien zal er ooit nog een nieuw soort denker komen. Als die andere keuzes maakt en enige verantwoordelijkheid toont voor ons en ons huis, dan zullen we hem met open armen ontvangen.
Lees ook ‘Van wie is mijn lichaam’, het winnende essay van 2019, en ‘Witte vlekken, zwarte vlekken’, dat in 2018 de Robbert Dijkgraaf Essayprijs won.