Als de media al over de oudheid schrijven, dan komen ze niet veel verder dan rapportages over ‘unieke schatten’. Dat is onterecht, vindt wetenschapsjournalist Jona Lendering. Hij schreef er een boek over.

‘Ik had Oudheidkunde is een wetenschap liever gelezen dan geschreven’, verzucht historicus en wetenschapsjournalist Jona Lendering tijdens ons gesprek over zijn nieuwste boek. ‘En eigenlijk zou de ondertitel, en dat mag je ook best eens uitleggen, helemaal overbodig moeten zijn. Maar helaas: de werkelijkheid is dat uitleg van het wetenschappelijke proces dat aan de bestudering van de oudheid ten grondslag ligt te vaak ontbreekt.’

Vertekend beeld

Dat heeft volgens Lendering vooral tot gevolg dat bij het grote publiek de oudheid nauwelijks serieus in beeld komt. ‘Als het in de media en in de populairwetenschappelijke literatuur al over de oudheid gaat, dan is dat vaak in de vorm van trivialiteiten. Vondsten worden al gauw ‘schatten’ en ontdekkingen zijn altijd uniek.’

Waarom een inpoldering in de Biesbosch alles zegt over het landbouwbeleid van afgelopen eeuw
LEES OOK

Waarom een inpoldering in de Biesbosch alles zegt over het landbouwbeleid van afgelopen eeuw

Eerst de boerderij, dan pas de natuur: de agrarische sector staat er bij veel mensen niet goed op. Historicus Marij Leenders beschrijft in haar onderz ...

Een ander gevolg van het feit dat oudheidkundigen niet in staat lijken om aan het grote publiek uit te leggen hoe ze aan hun informatie komen – wat ze weten, maar vooral ook wat ze niet weten en waarom – is dat onjuiste informatie vaak onweersproken blijft. Zo duiken er steeds weer verhalen op over de spiegel van Archimedes of de verzonken stad Atlantis.

‘Pseudowetenschap is niet het enige probleem. Nationalisme (denk bijvoorbeeld aan de voortdurende pogingen om de stad Jeruzalem met koning David te verbinden), religieuze stromannen (Christelijke apologeten en Jezuszoekers) en wetenschappers die hun onderzoek gebruiken om hun geldschieters tevreden te stellen: het zijn allemaal oorzaken die ervoor zorgen dat verkeerde informatie het publiek bereikt.’

Het resultaat is dat een deel van het publiek denkt dat wetenschappers die zich met de oudheid bezighouden niets méér te bieden hebben. Ze lijken geen methode te hebben.

Wetenschappelijk proces

Dat laatste is niet waar, laat Lendering in zijn nieuwe boek zien. ‘Archeologen, literatuurwetenschappers, taalkundigen en historici delen hetzelfde onderwerp: de wereld en cultuur van de Romeinen, Grieken, Joden, Egyptenaren en Mesopotamiërs tussen grofweg 3000 voor Christus en 650 na Christus. Ze werken bovendien volgens hetzelfde, wetenschappelijke proces. Men stelt vragen, verzamelt data en toetst de hypothesen, stelt vast wat de beperkingen zijn, en stelt vervolgens nieuwe vragen. Het belangrijkste methodische probleem is het fundamentele gebrek aan meetgegevens, waardoor er dingen zijn in de oudheid die we gewoon nog niet kunnen weten.’

Ook veranderende opvattingen in de samenleving leiden tot nieuwe onderzoeksvragen, met nieuwe inzichten tot gevolg, stelt Lendering. Neem bijvoorbeeld de vraag naar de positie van slaafgemaakten in de oudheid. Waarom krijgt het grote publiek daar vrijwel nooit iets van mee?

Een belangrijke oorzaak noemt Lendering de geringe uitwisseling tussen de verschillende disciplines. Classici, die teksten uit de oudheid bestuderen, weten soms niet wat archeologen weten. Omgekeerd onderschatten archeologen de informatie die ligt besloten in oude talen. Ook de betekenis van DNA-onderzoek, en andere op techniek gebaseerde innovaties, dringen bij gebrek aan goede uitwisseling onvoldoende door.

Een belangrijke oorzaak ziet Lendering in toegenomen werkdruk onder wetenschappers. Ze komen daardoor minder vaak toe aan de overdracht van inzicht dan ze wensen.

Communiceren

Waar het ook misgaat, is in de manier waarop de universiteiten en musea communiceren. Persberichten, waar journalisten door gebrek aan tijd en kennis vaak volledig van afhankelijk zijn, worden te vaak ingezet om aandacht te vragen voor het onderzoek, sponsors te plezieren of gewoon zoveel mogelijk publiek te trekken, ook al is dat met foutieve, onvolledige of gekleurde informatie.

Tenslotte is er nog de bedenkelijke rol van uitgeverijen. Lendering: ‘Het boek Het einde van het Romeinse Rijk van Maarten van Rossem, dat vol staat met verouderde en deel onjuiste informatie, maakte dat het vrijwel tegelijkertijd verschenen Romeinen en barbaren van de bekende specialist Jeroen Wijnendaele nauwelijks aandacht kreeg.’

Draagvlak

 Lendering: ‘Begrijp me niet verkeerd, ik heb enorm respect voor de individuele oudheidkundigen, die onder moeilijke omstandigheden moeten werken. Maar ze zijn momenteel niet in staat om mensen vertrouwd te maken met het wetenschappelijk proces: het formuleren van vragen, het verwerven van data, de toetsing, de zelftwijfel, de incidentele doorbraak.’

En dat moet volgens Lendering anders, want als het zo doorgaat, verliest de oudheidkunde nog meer draagvlak. ‘Dan haken nog meer mensen af en krijgen trivialiteiten, onjuiste informatie en fake news alle kans. En dat is erg omdat we op die manier als samenleving de mogelijkheid verliezen om ‘echt’ op ons eigen verleden te reflecteren.’

Willen we die teloorgang stoppen, dan moeten allereerst de opleidingen beter, vindt Lendering. ‘Je kunt niet verwachten dat iemand na vier jaar genoeg weet om te beseffen wat hij niet weet. En dat is een essentiële eis in een wetenschap waar dataschaarste een gegeven is. Interdiscipliniteit moet niet, zoals nu, met de mond beleden worden, maar echt vorm krijgen. Zodat de verschillende disciplines echt weten wat elk van hen doet en dat echte doorbraken ook door iedereen herkend worden. Van belang is ook dat er bij de overdracht van de kennis geen barrières worden opgeworpen. Daarmee bedoel ik dat journalisten de geboden informatie moeten kunnen verifiëren. Informatie zit nu nog vaak achter betaalmuren. En last but not least, de communicatie moet niet alleen bestaan uit het zenden van informatie, maar moet ook verdieping aanbieden.’

In zijn boek benadert Lendering vooral dat laatste. Want als er na de presentatie van de feiten geen verdiepingsmogelijkheid wordt geboden, dan haakt men alsnog af of wordt men in de richting van de pseudowetenschap gedreven. Want dankzij de sociale media is die wel steeds ruim voorhanden. 


Lees hier onze recensie van Oudheidkunde is een wetenschap.