Hoe komen wetenschappers tot dat ene inzicht dat het verloop van hun carrière bepaalt? Daarover vertellen ze in de rubriek Eureka, elk weekend in het AD, verzorgd door de redactie van New Scientist. Deze keer: Cyrille Krul, lector Innovative Testing in Life Sciences & Chemistry bij Hogeschool Utrecht.
‘Toen ik studeerde, dacht ik dat ik arts wilde worden, maar uiteindelijk zag ik het toch niet zitten om met zieke mensen te werken die ik beter zou moeten maken. Ik wilde liever begrijpen waarom mensen eigenlijk ziek worden. Zaken zoals schade aan het DNA – mutaties in het erfelijke materiaal – en het ontstaan van kanker vond ik heel interessant.
Ergens eind jaren negentig deed ik in Utrecht onderzoek naar de interactie tussen voedingsmiddelen. Ik keek specifiek naar de bescherming van thee tegen het ontstaan van DNA-schade. Daar gebruikte ik methoden voor in reageerbuizen, en uiteindelijk ook een muizenstudie om het te bewijzen. Dat was niet alleen vreselijk complex, maar eigenlijk onmogelijk. Muizen drinken namelijk geen thee. Daarom voegde ik suiker toe en moest ik controlegroepen in het leven roepen. Op het laatst vroeg ik me oprecht af welke resultaten nu waar waren? In mijn optiek niet het dierexperiment. Toen het vakblad waarin we het onderzoek wilden publiceren met het verzoek kwam om nog extra dierproeven te doen, zag ik het licht: de dierproef is niet de gouden standaard.
Materialen die licht terugspoelen in de tijd stellen de natuurkunde op de proef
Zogeheten temporele metamaterialen werken als een soort ‘spiegels in de tijd’. Wetenschappers gebruiken deze materialen om de relativiteitstheorie ...
Dat werd vervolgens de rode draad in mijn hele carrière. Wetenschappelijk gezien kan ik uitleggen dat de fysiologie in de darm van de muis anders is dan in die van de mens. We moeten daarom naar andere modellen toe, die dichter bij de mens staan, en die je beter naar de mens kan vertalen.
De beslissing om dat te doen, was een opluchting. Maar zeker in die tijd had ik erg het gevoel dat ik tegen de stroom in aan het zwemmen was. En ja, ik denk dat het kan dat we ooit naar een dierproefvrije samenleving gaan. Vraag me alleen niet precies wanneer.’