Hoe is het mogelijk dat alle antibiotica wel de bacteriën van een ontsteking maar niet de nuttige bacteriën in het spijsverteringskanaal om zeep brengen?
Frans Pels Rijcken
Frans Pels Rijcken
Het antwoord op de eerste vraag is volgens mij overigens ‘Antibiotica doden wel degelijk de darmflora, alleen niet volledig. Een uitgebreidere kuur zou dat wel doen.’
Reactie op “Darmbacteriekiller”.
Het doel van antibiotica is zo toxisch mogelijk te zijn tegen het infecterend organisme en zo min mogelijk schadelijk voor menselijke cellen. Het bestrijden van bacteriën en schimmels is nog relatief makkelijk, omdat de cellen daarvan sterk verschillen van menselijke cellen. Het bestrijden van virussen is moeilijker, omdat virussen menselijke cellen binnendringen.
Sinds de ontdekking van penicilline (het eerste antibioticum), ongeveer 80 jaar geleden, is een groot aantal antibiotica ontwikkeld. Er is een enorme diversiteit aan schadelijke bacteriën en geen enkel antibioticum is tegen alle schadelijke bacteriën werkzaam. Bacteriën vermenigvuldigen en evolueren snel waardoor resistentie tegen antibiotica kan ontstaan. De toenemende resistentie maakt het nodig steeds nieuwe antibiotica te ontwikkelen.
Er zijn synthetische antibiotica, maar de meeste antibiotica zijn geëxtraheerd uit bacteriën of schimmels. Het werkingsmechanisme en de werkzaamheid hangen af van de chemische structuur van antibiotica.
Penicilline doodt een enzym dat de bacteriecel gebruikt om haar wand op te bouwen. Zonder die wand barst de cel en de bacterie sterft. Andere antibiotica werken door de celvermenigvuldiging tegen te gaan of door de doorlaatbaarheid van de cel te vergroten, met als gevolg dat stoffen ongecontroleerd de cel in en uit kunnen gaan. Bij veel ziektes is het voldoende de groei van bacteriën tegen te gaan en kan het immuunsysteem de resterende bacteriën onschadelijk maken.
Er zijn antibiotica met een smal spectrum (werkzaam tegen een beperkt aantal verschillende bacteriën) en antibiotica met een breed spectrum (werkzaam tegen een groot aantal verschillende bacteriën). Als er een sterk vermoeden is welke bacteriesoort de infectie heeft veroorzaakt, kan een antibioticum met een smal spectrum worden ingezet. In een laboratoruim kan de gevoeligheid van een bacterie voor een antibioticum worden bepaald. Een bacteriesoort die in het laboratorium gevoelig is voor een antibioticum, hoeft dat in het lichaam echter niet te zijn. De gevoeligheid hangt af van de absorptie van het middel in de bloedsomloop, de mate van verspreiding van verschillende lichaamsvloeistoffen en de snelheid waarmee het lichaam het middel verwijdert.
Antibiotica met een breed spectrum worden ingezet wanneer niet duidelijk is welke soort bacterie de ziekteverwekker is of wanneer andere antibiotica tegen een bepaalde bacteriesoort niet werkzaam zijn. Antibiotica met een breed spectrum kunnen echter relatief veel bijwerkingen hebben. De slijmvliezen van het lichaam zitten vol bacteriën en het lichaam is daarmee vertrouwd. Deze bacteriën verhinderen een overwoekering door schadelijke bacteriën of schimmels. Antibiotica verstoren dit evenwicht. Dit kan leiden tot diaree die meestal onschuldig is en binnen een paar dagen overgaat. Een ernstiger gevolg is een besmetting met de bacterie clostridium difficile. Deze bacterie krijgt een kans door verstoring van het natuurlijk evenwicht. Clostridium produceert een toxine die het darmslijmvlies beschadigt. Een clostridiumbesmetting kan dus een gevolg zijn van antibiotica, maar vervolgens kan clostridium weer worden bestreden met een antibioticum waarvoor clostridium gevoelig is.
Ook allergie en huiduitslag kunnen een bijwerking zijn van antibiotica.
Geneesmiddelen worden uiteindelijk via de nieren uit het lichaam verwijderd. Bij mensen met een verstoorde nierfunctie bestaat echter de kans op ophoping in het bloed waardoor een schadelijk niveau kan ontstaan. Hierdoor kan het binnenoor worden beschadigd met nadelige gevolgen (tijdelijk of permanent) voor het gehoor en evenwichtsorgaan.
Verder kan een grootschalige en langdurige aantasting van de darmflora leiden tot een tekort aan vitaminen B en K, omdat darmbacteriën een rol spelen bij de synthese van deze vitaminen.
@brunchik dat doen ze wel.In Frankrijk krijg je daarom standaard probiotica bij je antibiotica(en of dat werkt is weer een andere discussie)
Er blijkt per persoon een verschil te zijn in wat voor bacteriën je bij je draagt, het idee is dat er genetische verschillen zijn die je meer of minder aantrekkelijk maken voor bepaalde bacteriesoorten. Verder is er beïnvloeding door contact. Deze beïnvloeding kan kortdurend (infectie)of langdurig zijn (kolonisatie). Je kunt je voorstellen dat als je continu in contact bent met iemand en het bed met hem/ haar deelt, dat wel eens van invloed kan zijn op je bacteriepopulatie.
Ik denk dat het logisch is dat als je andere bacteriën hebt je ook anders kunt reageren op antibiotica. Bijvoorbeeld: sommige mensen krijgen standaard diarree van bepaalde antibiotica (door uitroeiing van hun darmbacterien?) en anderen nooit.
Antwoord gepubliceerd in New Scientist van juli/augustus 2013:
‘Antibiotica doden wel degelijk de darmflora, alleen niet volledig’, schrijft Bart Braun. ‘Een uitgebreidere kuur zou dat wel doen.’ Dat klopt, meldt huisarts Helen Silvius, maar ook normale doseringen antibiotica kunnen de darmflora uit evenwicht brengen: diarree is een bekende bijwerking. Al heeft niet iedereen daar last van. Silvius: ‘Per persoon blijkt verschil te zijn in welke bacteriën je bij je draagt. Sommige mensen krijgen standaard diarree van bepaalde antibiotica, en anderen nooit.’
Ook in de antibiotica bestaat variatie. Zogeheten breed-spectrumantibiotica doden een grotere verscheidenheid aan bacteriën, terwijl smal-spectrum-antibiotica gericht zijn op een specifiek type bacteriën.
In sommige gevallen wordt antibiotica wel degelijk ingezet om het spijsverteringskanaal te desinfecteren, stelt Silvius. Bij een beenmerg- transplantatie bijvoorbeeld, tegen leukemie, wordt het immuunsysteem tijdelijk ernstig verzwakt. Dus wordt uit voorzorg de eigen darmbacteriepopulatie opgeruimd met een breed-spectrumantibiotica-kuur.
Dat kan later echter problemen geven. Tijdens het herstel kunnen de verkeerde, agressieve bacteriën in de darm gaan huizen en daarna darmklachten of infecties veroorzaken. Daarom worden nu vaak na de operatie de eigen bacteriën toegediend, die eerder uit uitwerpselen gezuiverd zijn en met dit doel bewaard: de zogenoemde ‘poep- transplantatie’.
Audrie van Veen meldt dat het in Frankrijk gebruikelijk is om probiotica te krijgen bij je antibiotica. Dit moet de aantasting van de darmflora (door de antibiotica) beperken.