Hoe komen wetenschappers tot dat ene inzicht dat het verloop van hun hele carrière bepaalt? Daarover vertellen ze in de rubriek Eureka, elk weekend in bijlage Z van Algemeen Dagblad, verzorgd door de redactie van New Scientist. Deze week: natuurkundige Rolf Hut van de TU Delft, die een waadbroek maakte waarmee je de watertemperatuur kunt meten.
‘Wetenschappers en ingenieurs lossen problemen op verschillende manieren op. Wetenschappers beantwoorden vragen die nog nooit iemand beantwoord heeft. Ingenieurs zijn meer probleemoplossers. Als Delftse ingenieur op een universiteit combineer ik dat. Als ik met een bepaald probleem of uitdaging te maken heb, kijk ik graag eerst naar andere vakgebieden. Vaak hebben zij al met dezelfde problematiek te maken gehad en dus ook al een oplossing bedacht. Daar kan ik weer mee verder komen.
Mijn manier om tot bepaalde oplossingen of uitvindingen te komen is niet alledaags. Door collega’s en vrienden word ik wel een MacGyver-onderzoeker genoemd – een geuzennaam – omdat ik consumentenelektronica of gebruiksartikelen ombouw tot iets waarvoor het oorspronkelijk niet bedoeld is. Een Wii Remote heb ik bijvoorbeeld getransformeerd tot waterniveaumeter en in een waadbroek heb ik sensoren gefabriceerd zodat ze de temperatuur van water kunnen meten.
Van Abcoude naar Tuvalu: een sterk staaltje Opperlans
Yannick Fritschy laat een sterk staaltje Opperlans zien: geknutsel met de Nederlandse taal.
Ik weet nog precies waar ik dat tweede idee bedacht. Na een congres stond ik met een collega een biertje te drinken en we hadden het over meten van temperaturen op de bodem van een rivier. Dat doen we vaak met glasvezel, maar die moet je ijken met een klassieke thermometer. Toen viel het kwartje. Als je de sloot in gaat, draag je een waadbroek, was mijn redenering. Boor er gaatjes in, stop er sensoren in, pur het dicht en klaar is Kees.
Omdat dit een vrij simpel idee was, kon ik meteen aan het prototype beginnen en uittesten of het werkte. Dat was zo. Op deze manier hebben we data verzameld over temperatuur in verschillende waterlichamen op verschillende plekken. Dat helpt ons te begrijpen waar koud grondwater bij het warme slootwater komt, en zo de waterwereld weer een stapje beter te snappen.’