Hoe komen wetenschappers tot dat ene inzicht dat het verloop van hun carrière bepaalt? Daarover vertellen ze in de rubriek Eureka, elk weekend in het AD, verzorgd door de redactie van New Scientist. Deze keer: Karline Janmaat, bijzonder hoogleraar cognitieve gedragsecologie bij de Universiteit Leiden en Artis en onderzoeker bij de Universiteit van Amsterdam.
´Toen ik biologie ging studeren was ik vooral geïnteresseerd in het gedrag van dieren. Als er een groep dieren is waar je de hele dag naar kunt kijken, dan zijn het de apen.
Via Universiteit Utrecht kon ik mee naar Sumatra waar onderzoek gedaan werd naar thomaslangoeren. Geweldige apen die bijna op engeltjes lijken, ook door de manier waarop ze met hun witzilveren vacht door de boomkruinen springen.
‘Bij mannen ruikt het meer naar kaas, bij vrouwen naar ui’: verrassende verhalen over microben
Ze zitten op je neus, op je bord, in je darmen, onder je voeten. Te klein om met het blote oog te zien, met oneindig veel en ...
Toen ik ze op de eerste dag zag, was ik meteen verkocht, niet alleen door hun schoonheid, maar ik herkende ook veel van me zelf in ze. Hun sociale strategieën en gedrag leken veel op dat van de mens.
Daar ter plekke besloot ik dat ik verder wilde in het apenonderzoek, en aldus geschiedde. Op veel plekken in de wereld heb ik apen geobserveerd. Mijn grootste moment van inzicht kreeg ik in 2011 toen ik veldonderzoek deed naar chimpansees in Ivoorkust.
Vroeg in de ochtend stond Ischa – mijn favoriet- op, en mijn taak was om haar zo lang mogelijk te volgen. Met een gps legde ik de route vast, op een voice-recorder zei ik wat ze deed, en met een verrekijker zag ik welke fruit ze uit bomen haalde. Soms wel dertien uur per dag!
Dat hebben we drie jaar achter elkaar gedaan. Na nog eens drie jaar data-analyse zijn we er achter gekomen dat chimpansees een langetermijngeheugen hebben van meer dan een jaar. Ze kwamen vooral terug bij bomen waar ze een jaar eerder veel gegeten hadden.
Dat langetermijngeheugen is dus diepgeworteld. We delen dit vermogen met onze naaste verwanten, en daarmee onze gezamenlijke voorouders van zo’n 6 tot 7 miljoen jaar geleden. Door deze observaties krijgen we ook unieke inzichten in wat de evolutionaire functie van het langetermijngeheugen zou kunnen zijn, hoe het ons kan helpen om te overleven, en waar het voor dient: het kan ons helpen om efficiënter voedsel te vinden in een omgeving waar het voedsel steeds op een andere plaats groeit of beschikbaar wordt, en waar een sterke variatie is in de kwaliteit en productiviteit van voedselbomen.
Ik vond dit heel bijzonder omdat er in het leefgebied naar schatting 800 duizend potentiële voedselbomen staan.’