Broddelen, wat was dat ook alweer? Mijn ogen stotterden even in het interview met Yvonne van Zaalen in het januarinummer van Onze Taal. Broddelaars praten te snel, aldus de logopedist. Ze slikken klanken in of maken er grammaticaal een potje van en horen daardoor nogal eens van hun gesprekspartner: “Wat?” Mevrouw Van Zaalen behandelt in haar praktijk broddelaars die daar genoeg van hebben.

Ik moest denken aan een kennis van mij, omdat het woord broddelen zo lijkt op roddelen. Zij laat die twee woorden symbiotisch met elkaar versmelten. Zodra ze over iemand anders begint, daalt haar stem, kijkt ze je opeens strak in de ogen en gaat het spreektempo drastisch omhoog. En met dezelfde vaart gaat de verstaanbaarheid achteruit. Het komt dus nogal eens voor dat ik de plot van de roddel mis en in de plotselinge stilte die erop volgt alleen door de blik in haar ogen kan peilen wat voor soort reactie van me verwacht wordt. De volgende keer dat ik haar zie, begint ze over een zwangere vriendin waarop ik verrast uitroep: “Is die zwanger dan?” en zij me argwanend aankijkt.

Terugluisteren

Een leuk detail in het artikel over broddelen vond ik dat als je broddelaars zichzelf laat terugluisteren, ze denken dat je ze versneld afspeelt. Hoe zou Matthijs van Nieuwkerk naar De wereld draait door kijken, vroeg ik me toen af. Hoe hoort Dolf Jansen zijn radiobroddels? En zag Balkenende zichzelf wel eens terug met het idee dat zijn woorden waren opgevoerd, ook al praatten alle anderen normaal?

Van Abcoude naar Tuvalu: een sterk staaltje Opperlans
LEES OOK

Van Abcoude naar Tuvalu: een sterk staaltje Opperlans

Yannick Fritschy laat een sterk staaltje Opperlans zien: geknutsel met de Nederlandse taal.

Misschien dat de koningin hem daarom niet zo mag. Hij praat haar gewoon niet zorgvuldig genoeg. En Balkenende zelf kan amper zijn ogen open houden bij haar trage woordenvloed. Dat zal ook niet in zijn voordeel gewerkt hebben. Tja, was hij maar bij mevrouw Van Zaalen langsgegaan. Dan was hij nu minister van Staat.