Hoe ver springt een vlo en hoe zoemt een mug? Belachelijke sofistenvragen, vond Aristophanes, een Griekse blijspeldichter uit de vijfde eeuw voor Christus. In zijn beroemde comedie De Wolken steekt hij de draak met Socrates, die de Atheense jeugd maar van het werk zou houden met goddeloze, verderfelijke onzin.
Ik moest aan hem denken toen ik het afgelopen weekend een artikel in het nrc las over het gebruik van hogesnelheidscamera’s door biologen. In een kader kwam een filmpje van professor Malcolm Burrows en wiskundige Greg Sutton van de University of Cambridge ter sprake. De twee losten een oud vraagstuk op: hoe springt een vlo?
Het antwoord, te lezen in het Journal of Experimental Biology: hij zet zich af met zijn onderbenen.
Hoe word je het snelst fit?
Als je weet wat er precies in je lichaam gebeurt wanneer je sport, dan is fit worden makkelijker dan je denkt.
Natuurdocumentairemaker Barry Paine en vlooienonderzoeker Miriam Rothschild hadden in de jaren zeventig al ontdekt dat de vlo 23 maal zijn lichaamslengte ver springt en een versnelling haalt van 100 maal de valversnelling op aarde. Het filmen van de sprong zelf was echter technisch nog te problematisch. Dat Malcolm Burrows dit enkele maanden terug wel flikte, werd door de wetenschappelijke wereld met groot enthousiasme ontvangen.
Poëtischer
Socrates, oude gek, had geen hogesnelheidscamera tot zijn beschikking. En dus laat Aristophanes hem een veel poëtischer onderzoeksmethode uit de doeken doen: hij maakt pootafdrukken in was.
DISCIPLE Oh! it was most ingenious! He melted some wax, seized the
flea and dipped its two feet in the wax, which, when cooled, left
them shod with true Persian slippers. These he took off and with them
measured the distance.
(Klik voor hele tekst)
Anustoeter
Het springen van een vlo, het zal me worst wezen, wil Aristophanes maar zeggen. Net als het zoemen van een mug trouwens. Het antwoord dat hij Socrates op die tweede vraag laat geven, is wat prozaïscher van aard:
de anus van een mug is zo nauw, dat deze werkt als een trompet.
Benieuwd hoe een hedendaagse bioloog hier over zou denken.