Hoe komen wetenschappers tot dat ene inzicht dat het verloop van hun carrière bepaalt? Daarover vertellen ze in de rubriek Eureka, elk weekend in het AD, verzorgd door de redactie van New Scientist. Deze week: Inge Loes ten Kate, astrobiologe aan de Universiteit Utrecht.
‘Ik was een jaar of negen toen bij mij het vuurtje ontbrandde. Wubbo Ockels maakte toen zijn eerste ruimtereis. Een jaar later passeerde komeet Halley de aarde. En in dezelfde periode werd Space ’86 georganiseerd, een groot ruimtevaartevenement in Utrecht, en werd op de Dom een enorme Saturnus V-raket bevestigd. Ik was helemaal verkocht. Mijn kamer hing vol met posters van sterren en planeten.
Die fascinatie bleef, omdat alles in het heelal groter, wijder en onheilspellender is. We weten heel veel van de aarde, maar er is meer. Waarom zijn planeten anders en wat kan er allemaal? Er is leven op aarde, maar is er ook elders leven? Dat zijn vragen die me bezighouden. Mijn werk richt zich momenteel op twee deelgebieden: hoe is het leven op aarde ontstaan, en hoe zag de aarde eruit toen het leven begon? Dat onderzoek ik onder meer door planeten te bestuderen.
Op zoek naar de vliegroute van de grote stern
Ecoloog Ruben Fijn bracht met gps voor het eerst uitgebreid het vlieggedrag van de grote stern in kaart. Zijn onderzoek laat ...
Iets meer dan een jaar geleden had ik een waar eurekamoment. Het onbemande voertuig Curiosity, dat bodemmonsters op Mars analyseert, vond in juni 2018 organische moleculen die nodig zijn voor leven om te kunnen gedijen. Het waren moleculen die 3,5 miljard jaar geleden in een meer hadden rondgedobberd.
Sinds 1976 waren we hiernaar op zoek en zelf heb ik jarenlang aan dit instrument gewerkt. We hadden al heel lang het vermoeden dat die moleculen er waren, maar we konden ze steeds niet vinden. Toen het moment daar was, voelde ik enorme blijdschap. Eindelijk hadden we dit puzzelstukje op de juiste plek gezet.
En nee, ik wil zelf niet naar Mars. Maar als er genoeg geld is en er een infrastructuur is, zullen er genoeg mensen avontuurlijk genoeg zijn om erheen te gaan.’