De melkweg zit waarschijnlijk vol met grote manen die om exoplaneten heen cirkelen – zogeheten exomanen. Verschillende onderzoeksteams zijn gretig naar ze op zoek, omdat de kans op het vinden van buitenaards leven groot is. Er is echter nog discussie over de beste methode om exomanen te vinden.

Artistieke impressie van een exoplaneet. Afbeelding, European Southern Observatory
Artistieke impressie van een exoplaneet. Afbeelding, European Southern Observatory

Astronomen hebben al duizenden exoplaneten gevonden. Dat zijn planeten die om andere sterren dan de zon draaien. Hun manen zijn echter veel lastiger te vinden. Er worden verschillende methoden gebruikt om ze op te sporen, elk met hun eigen voor- en nadelen.

Thomas Hertog werkte samen met Stephen Hawking en onderzoekt de oerknal
LEES OOK

Thomas Hertog werkte samen met Stephen Hawking en onderzoekt de oerknal

Tijd en natuurwetten zijn voortgekomen uit de oerknal, in een chaotisch proces van toevalligheden, zegt theoretisch natuurkun ...

Het licht van een ster

De basis voor veel methoden om exoplaneten te vinden is de transitmethode. Daarmee wordt de lichtintensiteit van een ster in de gaten gehouden. Het licht van een ster wordt onderbroken als een planeet in zijn omloopbaan tussen ons en de ster in staat. Dat moment heet een transit. Onder andere de ruimtetelescoop Kepler verzamelt dergelijke data. Een exomaan veroorzaakt een kleine tweede storing in het licht van een ster, net na of tegelijk met de bijbehorende planeet.

Het onderzoeksteam van astronoom Michael Kipping zoekt naar exomanen door modellen te maken van alle mogelijke posities rondom een planeet. Deze modellen combineren ze met de lichtsignalen van de transitmethode. Deze zoekmethode vergt zo veel rekenkracht dat het team hun supercomputer moest crowdfunden en een supercomputer van ruimteorganisatie Nasa moest lenen.

Een eenvoudigere methode

Een ander team, onder leiding van Duits astronoom Michael Hippke, gebruikt een eenvoudigere methode. Ze leggen meerdere metingen van transits over elkaar heen. Daarmee zoeken ze naar een tweede verstoring in de lichtintensiteit van een ster rondom die van een exoplaneet. De methode van Hippke vergt niet de rekenkracht om modellen te maken van de posities van exomanen. Dit maakt de methode van Hippke veel sneller.

De methode gebruikt door Hippke is echter ook niet perfect. ‘Het nadeel is dat de veranderingen in licht ook andere oorzaken kunnen hebben’, legt Hippke uit. Zonnevlekken op de ster bijvoorbeeld – relatief koele plekken op het oppervlak. Die veroorzaken een verstoring in het licht van een ster, en kunnen verward worden met een langsrazende maan. Desondanks is het een nuttige methode om in korte tijd grote hoeveelheden planeten te identificeren die extra aandacht verdienen.

Hippke was in staat om in slechts een paar maanden tijd 4000 Keplerplaneten te analyseren op een normale computer. Kipping erkent: ‘Het is veel sneller dan de technieken die wij gebruiken.’

Toch vindt Kipping het onwaarschijnlijk dat ze met de methode van Hippke een exomaan vinden. ‘We willen een overtuigend onderbouwde eerste vondst van een exoplaneet. Ik zou een vondst op basis van de snelle en simpele methode van Hippke niet geloven.’

Alienjagers

De zoektocht naar exomanen is spannend voor alienjagers. Ruimtetelescoop Kepler heeft genoeg planeten gezien waarvan de manen in de leefbare zone rond de zon draaien. Zo vond de Hubbletelescoop recent dat Ganymedes een oceaan onder zijn oppervlak verbergt. Met diezelfde techniek kan gezocht worden naar water verborgen in exomanen. ‘Er zouden zelfs meer bewoonbare exomanen kunnen zijn dan planeten’, aldus Hippke.

Lees ook: