De beste schakende computer, en de beste schakers, leggen het tegenwoordig af tegen een combinatie van middelmatige schakers met een stel middelmatige schaakprogramma's. Het matige collectief krijgt op het bord de overhand. En dat is reuze jammer, want het ziet er nu net naar uit dat ons land over een paar jaar weer een wereldkampioen schaken kan leveren. De eerste sinds tachtig jaar. Als alles goed gaat, en dat betekent vooral: als de zestienjarige Anish Giri besluit om zich Nederlander te noemen.
Giri woont hier pas een paar jaar, en eigenlijk voelt hij zich toch meer een Rus. Ondertussen doet de Nederlandse schaakbond er alles aan om hem hier te houden. Zo heeft hij een coach gekregen, de Belg (maar eigenlijk ook een Rus) Vladimir Tsjoetsjelov. Meer dan een gebaar is dat niet, want het moderne schaaktalent heeft geen leraar nodig. Tsjoetsjelov heeft zèlf al gezegd dat zijn leerling eigenlijk onverslaanbaar is. En Anish Giri versloeg vorige week in Wijk aan Zee de twintigjarige Noor Magnus Carlsen, een leerling van Gary Kasparov himself. Dat niveau heeft Anish bereikt zonder ook maar één uur ouderwetse schaakles. Hij heeft alles geleerd met een bord voor zijn neus, en een computer ernaast.
Ze worden steeds jonger, verzucht Schaakbondvoorzitter Mark van der Werf in de Volkskrant. Dat klopt. Voordat er zoiets als computerschaak bestond, waren jeugdige grootmeesters hoogst zeldzaam. Grootmeester waren oude, grijze wijze mannen. Tot Bobby Fisher grootmeester werd in 1958. Hij was toen vijftien. Daarna duurde het drieëndertig jaar voordat er een jongere grootmeester opstond en sindsdien, in de twintig jaar daarna, is dat record twintig keer gebroken. En dat alles dankzij de computer. De leraar is overbodig geworden. Daarmee is het schaken wel veranderd. De grootmeestertjes van tegenwoordig kennen geen ‘klassieke’ en ‘verboden’ openingen. Alles mag, als het maar werkt.
Zullen wij ooit een supernova zien aan de nachthemel?
Sterrenkundejournalist Govert Schilling maakt je wegwijs aan het firmament. Wat valt er te zien in november 2024?
De omgekeerde weg, computers die schaken ‘als grootmeesters’, is doodgelopen. In 1997 slaagde de IBM computer Deep Blue erin Kasparov te verslaan. Dat was wereldnieuws. Maar Deep Blue was niet ‘slim’, de machine berekende gewoon miljarden zetten en koos de gunstigste. Kasparov was ervan overtuigd dat hij Deep Blue kon verslaan maar IBM had geen zin in een revanche. Het had gewonnen, en dat was genoeg. De ambitie om een nog betere schaakcomputer te maken met artificial intelligence, werd verlaten. Daarmee bleef de schaakcomputer steken in een ondergeschikte functie: een ladder op weg naar de top.
Maar misschien is de toekomst helemaal niet aan de jonge grootmeesters. Zes jaar geleden organiseerde Playchess.com een wereldtoernooi voor teams van spelers die daarbij gebruik mochten maken van computers. Daaruit bleek dat mens-computerteams veel sterker waren dan de beste schaakcomputers. En de winnaar was geen grootmeester met een uitstekende computer, maar twee betrekkelijke amateurs met drie niet eens zo goede computers. Het geheim zat niet in hun hoofd, niet in hun software, maar in de slimme manier waarop ze hun krachten en zwakten combineerden. Dat wordt de volgende fase in de nooit afgeronde geschiedenis van het schaken: een verbond van moddelmatige spelers en dito machines. Niets en niemand hoeft nog werkelijk individueel uit te blinken op het bord. Schaken wordt een teamsport, voor mens en machine. Niks geen geniealiteit, niks geen romantiek. Niet de denkende computer, maar het goedkope, domme schaakprogramma zal de sport te gronde richten.