Ik snap dat ’75 procent kans op olielek van 1000 of meer vaten in de Tsjoektsjenzee in de komende 77 jaar’ niet zo lekker op die banner past, maar kon het niet íets genuanceerder, Greenpeace?
Kort geleden schreeuwde Greenpeace het letterlijk van de daken: Als er wordt geboord naar olie op de Noordpool is er een kans van 75 procent op een olieramp. Een claim die veel indruk maakte en snel werd opgepikt door de media. Niet gek, als je bedenkt dat het bij Shell in 2012 al eens bijna mis ging. Maar waar is dit percentage eigenlijk op gebaseerd? En zijn grote rampen de enige bron van olievervuiling waar we ons zorgen om moeten maken?
NOW: action at Shell Tech Center in Amsterdam! #shellgoesbananas in #Arctic #ShellNo #savethearctic pic.twitter.com/0qpGC8Pn4N
LEES OOK
Van Abcoude naar Tuvalu: een sterk staaltje Opperlans
Yannick Fritschy laat een sterk staaltje Opperlans zien: geknutsel met de Nederlandse taal.
— Faiza Oulahsen (@faizaoulahsen) 28 augustus 2015
Aan het begin van dit jaar publiceerde het Bureau of Ocean Energy Management (BOEM) van de VS een rapport over het de potentiële milieueffecten van olie- en gasontwikkelingen in de Tsjoektsjenzee, Alaska. De modellen die hiervoor gebruikt zijn keken in eerste instantie naar data van olierampen in andere delen van de wereld. Vervolgens werd er gekeken naar hoe specifieke Arctische omstandigheden in de Tsjoektsjenzee deze resultaten kunnen beïnvloeden. Het scenario omvat álle olieoperaties, exploratie en productie, van niet alleen Shell maar van alle licenties die zijn uitgegeven.
De kans op één of meerdere olielekkages van meer dan 1000 vaten in de komende 77 jaar, wordt geschat op 75 procent. Ter vergelijking: bij de Exxon Valdez olieramp in Alaska kwamen meer dan 250.000 vaten vrij. Daarnaast blijkt de kans op een lekkage tijdens de exploratie – de fase waar Shell nu in zit – in dit rapport zeer onwaarschijnlijk, en blijft het totale aantal olielekkages bij één.
Ongegrond
Een olielek hoeft niet meteen te leiden tot een milieuramp. Ook het aantal gelekte olievaten alleen zegt niet alles over eventuele impact op het milieu. In welke mate de olie op te ruimen valt, wordt bijvoorbeeld bepaald door de soort olie, hoe snel deze zich verspreidt en verdampt. Het aantal aangetaste dieren hangt voor een groot deel af van de timing en locatie van de lekkage. Bevindt het zich dicht bij een broedlocatie van vogels, of is het net de tijd van het jaar van de walvismigratie?
De conclusie dat wanneer de kans op een olielek 75 procent is, de kans op een milieuramp net zo hoog is, lijkt dus ongegrond. Daarbij komt dat dit onderzoek gebaseerd is op omstandigheden in de Tsjoektsjenzee, en niet geldt voor de hele Noordpool. De Noordpool is niet één gebied, maar bestaat uit veel verschillende gebieden met elk hun eigen specifieke eigenschappen. Zo is boren in de Barentszzee in Noorwegen, welke binnen het poolgebied valt, niet veel anders is dan boren in de Noordzee. Nu snap ik dat ’75 procent kans op olielek van 1000 of meer vaten in de Tsjoektsjenzee in de komende 77 jaar’ niet zo lekker op die banner past, maar kon het niet íets genuanceerder, Greenpeace?
Olielekkages van de industrie hebben misschien de meest acute, zichtbare, en dramatische gevolgen, maar zijn zeker niet de enige bron van olievervuiling. Uit natuurlijke lekkages rondom Alaska bijvoorbeeld sijpelen per jaar rond de 7000 olievaten de zee in. Daarnaast zijn er nog de geplande vervuilingen, waarvan zeker is dat ze plaats zullen vinden. Zo wordt er tijdens de productiefase niet alleen olie en gas omhoog gepompt, maar ook water dat onder andere koolwaterstoffen bevat. Dit ‘geproduceerd water’ kan weer geïnjecteerd worden om zo de druk in het reservoir te verhogen, maar in de meeste gevallen wordt het nog in de zee gelost.
Slechts 20 procent van de olievervuiling over de afgelopen tien jaar in Noorwegen komt van acute olielekkages, het overgrote deel komt van geproduceerd water. Tot nu toe zijn hiervan echter alleen effecten vastgesteld binnen een straal van 1 km van de bron.
Visseneitjes
Naast olievervuiling kunnen ook andere aspecten van de verhoogde industriële activiteit een rol gaan spelen, zoals vervuiling van scheepsverkeer en geluidsoverlast. Tijdens de exploratie fase wordt bijvoorbeeld seismisch onderzoek gedaan. De directe effecten op walvissen en vissen lijken vooralsnog klein omdat ze bijvoorbeeld van de geluidsbron weg kunnen zwemmen, maar voor visseneitjes geldt dat niet.
Ik denk zelf – met een blik op het verleden – dat we van geluk mogen spreken als er in de komende 77 jaar slechts één olielek van 1000 olievaten plaatsvindt in the Tsjoektsjenzee, en dat we ons net zo veel zorgen mogen maken over geplande impacten van ook de activiteiten om het olieboren heen.
Altijd op de hoogte blijven van het laatste wetenschapsnieuws? Meld je nu aan voor de New Scientist nieuwsbrief.
Lees ook: