Ik werd door een bloggende vriend van mij gewezen op deze online discussie tussen een aantal grote biologen en auteurs zoals Dawkins, Leroi en Dyson. Het begint met een betoog van Leroi dat de grootste bioloog ooit niet Darwin is, maar Aristoteles. De reden? Hij had bijna alles bij het verkeerde eind, maar hij was onmiskenbaar wetenschappelijk ingesteld, en heeft daarom de biologie ‘uitgevonden’. (lees de hele discussie hier).

De reacties van Dawkins cum suis daarop laten eigenlijk al zien dat zij het er niet mee eens zijn. De vraag zou volgens hen moeten zijn; wie is de grootste bioloog sinds Darwin? En dat is dan alleen als er ook echt een dergelijke verkiezing gehouden zou moeten worden, want er zijn inmiddels zoveel soorten biologie dat er onmogelijk één iemand uit kan rollen. Maar Leroi gaat mijns inziens al veel eerder in de fout: hij vergeet in te zien dat iemands bijdrage aan wetenschap (of aan wat dan ook) veel te maken heeft met fruit plukken.

Stel je een hele hoge boom voor met fruit; elk stuk fruit is een wetenschappelijk inzicht. Aristoteles is de eerste die bij de boom arriveert. Hij begint met het plukken van de best bereikbare en dus de laagste appels: “wat is een dier, wat is een plant?” en meer van dat soort vragen ( – en zelfs die had hij niet goed). Naarmate de wetenschap vordert raken de onderste lagen van de boom leeg, en moeten de opvolgende wetenschappers steeds meer moeite doen één stuk fruit te pakken te krijgen; je zou kunnen zeggen dat ze er met gevaar voor eigen leven in moeten klimmen om één rijpe appel te vinden.

'Stel een leeftijdsgrens in voor euthanasie bij psychisch lijden'
LEES OOK

'Stel een leeftijdsgrens in voor euthanasie bij psychisch lijden'

We moeten terughoudender zijn met het aanbieden van euthanasie bij psychisch lijden, stelt psychiater Jim van Os. Vooral bij jonge mensen.

Maar dan komt er iemand langs zoals Darwin. Darwin komt eigenlijk aan met het wetenschappelijk equivalent van de ladder: door hem kunnen ineens heel eenvoudig een hoop nieuwe vruchten geplukt worden. Ook vruchten die door Cuvier e.a. al gespot waren, maar waar ze toch net niet bij konden. Dát is wat Darwin een groot bioloog maakt, en niemand zal dat betwisten. Na Darwin zijn er meer mensen bij de boom gekomen die ook laddertjes en dergelijke meebrachten. Zo wordt de steeds wijder uitlopende boom stukje bij stukje verder geplukt.

In zekere zin vergt het dus steeds grotere mensen om appels te kunnen plukken – ofwel steeds betere wetenschappers. Veel biologen snappen nu de evolutietheorie en heel de wereld weet hoe DNA eruit ziet, dus zijn wij dan niet ‘groter’ of ‘verder’ dan Darwin? De kwaliteit van de wetenschapper ligt in het meebrengen van ladders en andere hulpmiddelen, niet in het pakken van de hoogste of de meeste appels. En zo bezien heeft Aristoteles het dus wel heel makkelijk gehad: niet de eerste de beste maar de laatste de beste!