CompetitieEen beetje competiegeest kan geen kwaad. De drang om te presteren kan echter ook ongezonde vormen aannemen, blijkt in Goed, beter, best.

Competitie is van grote invloed op ons leven. Wij strijden om financieel gewin, concurreren om plekken op de arbeidsmarkt en wedijveren om prijzen en trofeeën in de sport. In hun boek Goed, beter, best leggen publicisten Po Bronson en Ashley Merryman de gevolgen van onze competitiedrift onder de loep.

Bronson en Merryman hebben zowel aandacht voor de positieve als negatieve gevolgen van competitie. Zij halen bijvoorbeeld een onderzoek uit 1898 aan – ‘het eerste gepubliceerde onderzoek dat ooit is uitgevoerd op het gebied van de sociale psychologie’. In dat onderzoek liet de Amerikaanse docent Norman Triplett scholieren tegen elkaar strijden in een zelfgebouwde ‘competitiemachine’. De kinderen speelden wedstrijdjes tegen elkaar of tegen de klok, waarbij ze zo snel mogelijk aan een haspel moesten draaien om een draad over een afstand van zestien meter te trekken. Gekleurde vlaggetjes aan de draad gaven hun voortgang weer.

De helft van de kinderen presteerde beter tijdens de gedwongen wedstrijdjes, een kwart van de kinderen veel slechter, en het laatste kwart reageerde helemaal niet. ‘Bij vrijwel elk onderzoek naar competitie-effecten op en normale populatie verbetert de meerderheid het inspanningsniveau in wedstrijdverband, terwijl sommigen er ongevoelig voor zijn en sommigen zich minder inspannen’, schrijven de auteurs.

Zijn geboren winnaars beter bestand tegen stress? Bron: Shutterstock
Zijn geboren winnaars beter bestand tegen stress?
Bron: Shutterstock

Opvallend genoeg duiken dezelfde verhoudingen later opnieuw in het boek op. Dan gaat het om de verdeling van mensen met een bepaald type enzym dat dopamine in de hersenen afbreekt – wat de auteurs gebruiken als maat voor hoe ‘stressbestendig’ iemand is. De ene versie van het enzym breekt dopamine razendsnel af waardoor mensen stressbestendig zijn. De andere versie doet dat juist heel traag, zodat de hersenen in tijden van stress verzuipen in de dopamine.

50 procent van de Europeanen, zo stellen de auteurs, hebben een combinatie van beide enzymvarianten, terwijl 25 procent enkel de ene variant heeft en de overige 25 procent de andere variant.

Helaas lijken de auteurs tegen die tijd de vorige 50-25-25- verdeling alweer vergeten, want enig verband met de test van Triplett komt niet ter sprake. Sterker nog: zelfs de 50 procent met gemengde enzymen, toch de grootste groep, komt verder nauwelijks ter sprake. De auteurs delen mensen op basis van hun enzymtype op in slechts twee groepen: stressbestendige ‘krijgers’ en stressgevoelige ‘piekeraars’. Goed, beter, best is een boek dat alle kanten op buigt. Het behandelt uitgebreid de positieve effecten van competitie en hoe die te bevorderen, maar definieert nooit duidelijk welke effecten dat dan zijn. Soms gaat het om winnen en dan weer om creatief zijn. Ineens gaat het om risico’s nemen, maar de auteurs stappen dan net zo gemakkelijk weer over naar de individuele kwaliteit die iemand in huis heeft om te kunnen winnen.

Het resultaat is een boek met een aantal interessante feiten en intrigerende voorbeelden, die echter verdrinken in een verder nogal verwarrend relaas.