Materiaalmonsters uit de stokoude Syrische plaats Abu Hureyra wijzen op temperaturen die alleen maar kunnen zijn ontstaan door een ramp met een buitenaardse oorsprong, stelt een team van voornamelijk Amerikaanse wetenschappers.

Zo’n twaalf- à dertienduizend jaar geleden zette de mensheid misschien wel de belangrijkste stap van haar geschiedenis: de overgang van jagen en verzamelen naar landbouw bedrijven. Een van de eerste nederzettingen uit die periode is Abu Hureyra, in het noorden van Syrië. Helaas voor geschiedenisfanaten is deze plaats niet langer te bezoeken: al sinds 1974 bevindt hij zich op de bodem van een enorm stuwmeer. Maar voor die tijd zijn wel de nodige materialen uit het plaatsje veiliggesteld. Nu heeft een team van onderzoekers daaruit geconcludeerd dat Abu Hureyra te maken kreeg met een komeetinslag.

Daarmee haken de wetenschappers aan bij een controversiële theorie die stelt dat er 12.800 jaar geleden een inslag plaatsvond die circa veertig locaties trof, te vinden in Europa, West-Azië, Noord- én Zuid-Amerika. Die inslag zou zijn stempel hebben gedrukt op de geschiedenis van onze planeet: allerlei grote diersoorten zouden erdoor zijn uitgestorven, waaronder de mammoet, en de Amerikaanse Clovis-cultuur zou erdoor verdwenen zijn. Bovendien wordt de inslag binnen deze theorie gezien als de oorzaak van de Jonge Dryas, een koude periode van meer dan duizend jaar.

Wat gebeurt er als de permafrost ontdooit?
LEES OOK

Wat gebeurt er als de permafrost ontdooit?

Door de opwarming van de aarde dooit de permafrost in rap tempo. Aardwetenschapper Niek Jesse Speetjens deed onderzoek naar de gevolgen.

Gesmolten en gestold

Maar even terug naar Abu Hureyra. In 2012 meldden onderzoekers al dat in verglaasde monsters uit het plaatsje mineralen te vinden waren die alleen ontstaan bij temperaturen boven de 1800 graden Celsius. Bovendien troffen ze er suessiet in aan. Deze verbinding van ijzer en silicium is op aarde zeldzaam, maar komt wel veel voor in meteorieten. Dat leek dus al aardig op een buitenaardse oorzaak te wijzen.

Andere onderzoekers onder leiding van aardwetenschapper Peter Thy gingen daar echter tegenin. Zij deden verhittingsexperimenten met monsters uit Abu Hureyra en concludeerden dat die al hadden kunnen ontstaan bij temperaturen rond de 1200 graden. En dan zou een fikse brand in het dorpje – bijvoorbeeld van rieten daken – voldoende kunnen zijn geweest.

Met een hele reeks aan experimenten hebben de Britse archeoloog Andrew Moore en collega’s nu het pleit willen beslechten. Uit het feit dat de monsters uit Abu Hureyra chromiet en magnetiet bevatten dat moet zijn gesmolten en weer gestold, concluderen zij dat er sprake moet zijn geweest van temperaturen van minstens 1750 graden – en waarschijnlijk zelfs 2600 graden. Ook de manier waarop allerlei andere stoffen voorkomen in de monsters, wijzen volgens hen op hoge temperaturen die buiten het bereik van een brandend dak liggen.

De fout van Thy en zijn team was volgens Moore en collega’s dat ze alleen keken naar het binnenste gedeelte van stukjes verglaasd materiaal. Daar zouden de temperaturen veel lager zijn geweest dan aan de buitenkant, door de isolerende werking van het omringende materiaal.

Ontploffende fragmenten

Op zich bewijzen temperaturen van 1750 of meer graden natuurlijk niet dat er sprake moet zijn geweest van een komeetinslag. Had het bijvoorbeeld misschien ook een blikseminslag kunnen zijn? Nee, stellen Moore en zijn team. Daar zouden de onderzochte fragmenten een permanent magnetisch veld aan overgehouden moeten hebben – en dat was niet zo.

Ook bosbranden en vulkanisme zijn volgens het team onwaarschijnlijke oorzaken. Aan het eind van hun artikel durven ze zelfs te stellen dat ze álle mogelijke oorzaken voor het ontstane materiaal hebben uitgesloten – behalve buitenaardse.

Die conclusie wordt kracht bijgezet door het feit dat de monsters zuiver ijzer en silicium bevatten, alsmede een aantal legeringen die ijzer, chroom, goud en aluminium bevatten. Die zijn op aarde van nature zeldzaam, maar ontstaan wel bij een inslag.

Daarbij denken de onderzoekers dan vooral aan een komeet die in de aardatmosfeer in stukken brak, waarna de fragmenten ontploften. Die ramp trof dan niet alleen Abu Hureyra, maar ook allerlei locaties elders op aarde, zoals de theorie die Moore en collega’s aanhangen voorschrijft.

Te makkelijk

Geoloog Wim Hoek van de Universiteit Utrecht liet zich eerder op deze site al uiterst kritisch uit over het onderzoek dat het uitsterven van de mammoet weet aan dezelfde inslag. ‘Dit artikel is van diezelfde groep’, laat hij weten. ‘Alleen hebben ze het elke keer weer over een andere locatie. Ze hebben veel gemeten – maar andere onderzoekers kunnen die metingen niet herhalen doordat al het materiaal op is en de plek zelf onder water ligt.’

‘Wel laten dateringen van de lagen boven en onder de site zien dat de locatie kan zijn gevormd aan het begin van de Jonge Dryas’, zegt Hoek. ‘Maar er is geen directe datering van de site zelf.’ Ook vindt hij dat de onderzoekers te makkelijk over andere mogelijke verklaringen heen stappen, zoals de genoemde blikseminslagen.

Leegstromende meren

Lars van den Hoek Ostende, als paleontoloog verbonden aan Naturalis, verzet zich tegen de conclusie dat deze inslag verantwoordelijk was voor de Jonge Dryas. ‘Daar is al jaren een plausibele verklaring voor’, zegt hij. ‘Die luidt dat aan het einde van de laatste ijstijd de reusachtige ijsmeren ten zuiden van de gletsjers van Noord-Amerika plotseling leegstroomden. Al dat zoete water verstoorde de oceaanstromingen, waardoor warm oceaanwater niet meer naar het noorden werd getransporteerd. En dat leidde ertoe dat het noorden tijdelijk te maken kreeg met ijstijd-achtige omstandigheden.’

Bovendien, zo merkt hij op, zijn er in het verleden heel wat inslagen geweest. ‘De bekendste daarvan, de Yucatan-inslag die de grens tussen het Krijt en het Tertiair markeert, had inderdaad een ontzettend grote uitwerking op het leven op aarde. Maar bijvoorbeeld de Riess-inslag, die 14 à 15 miljoen jaar geleden zo ongeveer heel Zuid-Duitsland wegvaagde, had geen blijvende gevolgen voor de biosfeer. Veel inslagen worden door het leven op aarde gewoon opgevangen.’

Het moge duidelijk zijn: hoe zeker de onderzoekers zelf ook zijn over het lot van Abu Hureyra en het grotere plaatje waar dat verhaal deel van uitmaakt – overtuigd is de rest van het vakgebied allerminst. Het wachten is nu op het volgende onderzoek dat de kometen-theorie op weer een nieuwe manier aan de man probeert te brengen.