De frisdrankautomaat in ons gebouw accepteert geen muntgeld meer, maar moet worden bediend met een chipknip. De recent uitgekomen vellen met postzegels van L.E.J. Brouwer blijken op geen postkantoor in mijn omgeving te koop te zijn, maar dienen te worden besteld via het Internet. En als ik verlof wil opnemen dan moet dat tegenwoordig via een zelfbedieningswebsite van mijn bedrijf.


Dit zijn dus allemaal minder belangrijke activiteiten die mij problemen bezorgen. Ik gebruik geen chipknip want ik wil kunnen zien wat ik aan geld in mijn zak heb – onze gasten van over de grens hebben vermoedelijk helmaal geen chipknip want dat is een typisch Nederlands systeem. Het bestellen van postzegels via het internet vereist het aannemen van de zoveelste digitale identiteit met bijbehorend wachtwoord. Iedereen weet dat je deze wachtwoorden sterk en allemaal verschillend moet kiezen, maar dat maakt het wel ondoenlijk om ze ook allemaal te onthouden. En helaas werkt dat zelfbedieningssysteem van de Universiteit van Amsterdam niet op de computer die ik op mijn werkplek heb staan zodat ik nog steeds gebruik maak van de hulp van ons secretariaat.

Zijn dit nu voorbeelden van triviale ongemakjes of hebben wij hier te maken met het bekende topje van de ijsberg ? Wat hier speelt is dat onze samenleving zich meer en meer overlevert aan de digitale opslag en uitwisseling van informatie – alom gezien als een 'positieve' ontwikkeling, terwijl wij dagelijks kunnen vernemen hoe onveilig deze communicatiekanalen zijn en dagelijks aan den lijve ervaren hoe onprettig ze in feite werken. Voorbeelden die je uit de krant leest te over: stemmachines die we gedurende een reeks verkiezingen hebben gebruikt worden afgekeurd omdat het mogelijk blijkt ze af te luisteren. Flappentappen en betaalautomaten worden met grote regelmaat door criminelen bewerkt om vervolgens vanuit het buitenland je rekening te plunderen – dit is zo gewoon geworden dat de bank het tegenwoordig normaal vindt om voor de schade op te draaien. De fiscus vereist dat bedrijven allerlei informatie in digitale vorm aanleveren – maakt daar vervolgens een grote chaos van, en is daarna zo onbeschaamd dezelfde gegevens nogmaals te eisen – uiteraard op kosten van de bedrijven.
De wetenschap dat de oorlog tussen de criminele hackers en de ontwikkelaars van beveiligingssoftware niet te winnen is voor de beveiligingsbranche belet ons niet om dagelijks achter onze computers de voor ons belangrijke informatie te genereren, uit te wisselen en op te slaan. Dat ruim tachtig procent van de boodschappen die ons via het internet bereiken totale rotzooi is die door een niet volledig perfect filter moet worden weggezuiverd beschouwen wij als een normale nuisance. En met het overgaan van telefoneren via het internet besparen wij ons het vernieuwen van een dure telefooncentrale – erg rustig als straks het netwerk weer eens platgaat.

Bij de bovenstaande voorbeelden betreft het primair digitale informatie waarvan het gebruik direct en in eerste instantie van korte duur is. Echter wij gebruiken dezelfde problematische hulpmiddelen ook voor het opslaan van informatie die geacht wordt persistent te zijn – onze boekhouding, administratie, archieven, collecties en bibliotheken.
Op dit laatste punt zal het fundamentele onvermogen van de mens om de samenleving correct te organiseren nog in veel sterkere mate tegen ons gaan werken. Digitale informatieopslag vereist een correcte combinatie van het juiste opslagmedium, met de juiste apparatuur en de juiste software. Echter op het gebied van software, opslagformaten en afspeelapparatuur is alles vergankelijk met een transitiesnelheid die de natuurlijke vergankelijkheid van de gebruikte media overtreft. Mijn floppen van tien jaar geleden kan ik wellicht nog wel lezen maar niet meer op mijn huidige computer – daarvoor moet ik naar het oude exemplaar dat ergens op zolder staat omdat ik nu eenmaal slecht ben in het weggooien van oude spullen (een als hoogst verwerpelijk ervaren eigenschap in deze tijd, want oude spullen nemen ruimte in en die stelt het bedrijf niet meer ter beschikking). Voor mij is dit wellicht lastig, maar het bedrijf dat recentelijk bij oukaze verneemt dat de fiscus eigelijk verwacht dat de zakelijke e-mail over de afgelopen tien jaren bewaard moet worden zit hier duidelijk met een probleem. En het feit dat wij tegenwoordig van onze tijdschriften niet meer onze eigen exemplaren op papier opslaan maar gebruik maken van een digitaal systeem van de uitgever waarvoor wij op dit moment nog een toegangslicentie hebben verkregen, heb ik reeds eerder aangewezen als de oorsprong van het fundamentele probleem voor de archeologen van de 24e eeuw: Hoe is het mogelijk dat een hoogontwikkelde samenleving plotseling ophoudt records na te laten zonder dat er sprake is van wereldwijde natuurrampen of een wereldoorlog.

Voorstanders van digitale informatieopslag en uitwisseling zullen stellen dat dit technische problemen zijn die kunnen worden opgelost. Echter, ik hoor deze mensen zelden tot nooit over de gevolgen van de maatschappelijke tucht en orde die aan de samenleving moet worden opgelegd om deze technische oplossingen ook te laten functioneren, en mijn eenvoudige taxatie is dat de prijs die de samenleving uiteindelijk zal betalen in termen van privacy en vrijheid wel eens aanmerkelijk hoger zal uitkomen dan mij lief is.

Vandaar mijn stellingname: digitale informatieuitwisseling en opslag als toevoeging is prima, maar het mag nooit een volledige vervanging worden van de klassieke opslagmethoden die onze samenleving gemaakt hebben tot wat deze in de tweede helft van de afgelopen eeuw geweest is.

Peter van Emde Boas
Faculteit wiskunde en informatica
Universiteit van Amsterdam