Wasinghton (VS) – NASA test een laserstofzuiger. In 2003 gaat deze met de spaceshuttle mee om het vuil in de baan van het International Space Station op te ruimen.


De stofzuiger, het Orion Project, is speciaal speciaal ontworpen om puin, met een grootte van een tot tien centimeter, op te ruimen. De NASA-onderzoekers schatten het aantal van deze brokstukjes op meer dan 100.000. Als de ruimtetroep niet gauw opgeruimd wordt, dan kan dit gaten in de romp van de International Space Station (ISS) slaan. De opruimactie gaat 220 milioen euro’s kosten en duurt twee jaar.
Sinds in 1957 het eerste ruimtevaartuig het aardoppervlak verliet, is de ruimte aardig vervuild. Zo zijn er meer dan 9000 brokstukken groter dan tien centimeter in de ruimte. Het aantal vuilstukjes kleiner dan een centimeter schatten onderzoekers al op meer dan tien miljoen. Ontploffingen van satellieten en rakettrappen zijn meestal de oorzaak. Ook al zijn de deeltjes klein, door hun snelheid van zeven à acht kilometer per seconde in de low earth orbit (onder de 2000 km) veroorzaakt een botsing met een ruimteobject een harde klap.
Ruimteafval is de laatste jaren een probleem voor alle ruimtemissies. Het International Space Station heeft middelen om botsen met de kleinste deeltjes te weren. Detectie van objecten groter dan een decimeter gebeurt op Aarde waarna de bemanning wordt gewaarschuwd. Voor het vuil met een grootte tussen de een en tien centimeter was nog geen oplossing. Juist deze veroorzaken grote botsingen en richten schade aan.
De stofzuiger is een soort van laserbezem. Een laserpuls houdt een stuk ruimtevuil vast en remt de vaart van het afval. Vervolgens wordt het afval uit de ISS-baan geveegd. De onderzoekers experimenteren nu met het volgen van brokstukken van de grond. Er is alleen een aards obstakel: er is een internationaal verdrag dat laserwapens in de ruimte verbiedt.

Ingrid van Vilsteren