Philadelphia (VS) – Volgens onderzoekers van de Duke Universiteit speelt het parkine-gen een veel belangrijkere rol in de ziekte van Parkinson dan tot nu toe werd aangenomen. Zij vonden een mutatie die wordt gedragen door tal van patiënten.


“Tot vijf jaar geleden dacht iedereen dat de ziekte van Parkinson alleen maar veroorzaakt werd door omgevingsfactoren, en dat er geen belangrijke genetische componenten waren”, vertelt Margaret Pericak-Vance, onderzoeksdirecteur van de Duke's Center for Human Genetics (CHG) en één van de hoofdonderzoekers. “Op korte termijn zijn wij er in geslaagd om aan te tonen dat erfelijkheid ook een belangrijke rol speelt in de vatbaarheid voor de aandoening.”
De Duke onderzoekers vonden een kleine, maar tot nu toe ongekende deletie in exon 3 van het parkine-gen. In liefst 41% van de 175 Parkinsonfamilies die zij onderzochten, kwam deze mutatie voor. Dat is verrassend, want tot nu toe vonden Japanse collega's alleen maar parkine-mutaties in een zuiver genetische, vroeg optredende vorm van de ziekte van Parkinson. De Duke onderzoekers bekeken in hun onderzoek ook patiënten met verschillende subtypen van de aandoening. Ze observeerden de deletie ook bij patiënten met een late aanvangsleeftijd van de ziekte.

“Voor de eerste keer wordt aangetoond dat er een gemeenschappelijke genetische basis is voor diverse vormen van de ziekte van Parkinson”, zei genetisch epidemioloog William Scott, die de resultaten op 5 oktober presenteerde op de jaarlijkse bijeenkomst van de American Society for Human Genetics. Volgens Scott is de link tussen de mutatie en de ziekte zo overtuigend, dat de vinding wellicht verder wordt ontwikkeld tot een diagnostische test.
Bij de ziekte van Parkinson sterven de dopamineproducerende zenuwecellen in de zwarte hersenkern (substantia nigra) vroegtijdig af. De opvallendste symptomen zijn bewegingstraagheid (bradykinesie), spierstijfheid (rigiditeit) en beven (tremor). Ook de besturing van andere organen kan verstoord raken, zodat de ziekte kan gepaard gaan met zeer uiteenlopende klachten. De eerste symptomen van de ziekte treden meestal op tussen het 40e en 60e levensjaar, maar 8% van de patiënten zijn jonger dan 40 jaar.
De Duke onderzoekers danken de opsporing van de mutatie aan het inzetten van een denaturerende HPLC-kolom. Bij de juiste temperatuur stromen DNA-dubbelstrengen met een mutatie sneller door zo'n kolom dan normaal DNA. Daardoor kunnen de onderzoekers met zo'n kolom kleinere en meer subtiele genetische veranderingen gemakkelijker ontdekken dan met andere mutatiedetectiemethoden. Parkine is het tweede gen dat een rol toebedeeld krijgt in het ontstaan van de ziekte van Parkinson. In 1997 trad het alpha-synucleïnegen al op de voorgrond, maar voornamelijk in een beperkte groep van patiënten waarin de aandoening op vroegere leeftijd optrad.
Wat de normale functie van het parkine-eiwit is, is nog helemaal niet zo duidelijk. Waarschijnlijk werkt het, in combinatie met andere eiwitten waaronder ubiquitine, als een puinruimer die de cel bevrijdt van allerlei metabolische afbraakproducten.

Peter Raeymaekers