Alweer blijkt dat ons DNA gelijkenissen vertoont met het genetisch materiaal van neanderthalers. Geslachtsgemeenschap tussen Homo sapiens en neanderthalers maken velen van ons tot wat we nu zijn. Door neanderthaler-genen te bestuderen, wordt steeds meer bekend over hoe die voortplanting de huidige mens heeft beïnvloed.

Bron: Flickr / erix!
Bron: Flickr / erix!

Een onderzoek naar het genetisch materiaal van zo’n 1000 mensen toont aan dat restanten van het neanderthaler-DNA met name voorkomen in gebieden met een grote genetische variatie. De onderzoekers Sriram Sankararaman, David Reich en hun collega’s van de Harvard Medical School menen dat de neanderthalers daardoor een grote rol speelden in de evolutie van de ‘moderne mens’. ‘Ondanks dat het neanderthaler-DNA maar voor zo’n 1,6 tot 1,8 procent overeenkomt met het genetisch materiaal van Europeanen en Aziaten, heeft het alsnog een grote invloed gehad’, zegt Reich.

Neanderthalers leefden zo’n 200.000 tot 30.000 jaar geleden in Europa en Azië. Homo sapiens arriveerden zo’n 65.000 jaar geleden in Eurazië. De twee soorten hadden dus genoeg tijd om gezellig tegen elkaar aan te kruipen. In 2010 bleek dat ze inderdaad wel heel intiem waren geweest. Onderzoekers ontrafelden het neanderthalergenoom en ontdekten dat een deel daarvan overeenkwam met de genomen van de huidige Europeanen en Aziaten.

‘Depressie zit niet alleen in het hoofd, maar in het hele lichaam’
LEES OOK

‘Depressie zit niet alleen in het hoofd, maar in het hele lichaam’

Psychiatrisch epidemioloog Brenda Penninx onderzoekt het verband tussen mentale en lichamelijke gezondheid.

Keratine

Genoomwetenschappers Joshua Akey en Ben Vernot, verbonden aan de universiteit van Washington in Seattle, analyseerden het DNA-materiaal van nog eens 665 mensen. Zowel hun onderzoek, als de Harvard-studie toonde een grote overeenkomst tussen het neanderthaler- en het menselijk DNA dat codeert voor keratine, een eiwit dat voorkomt in onze haren, huid en nagels.

Het zogeheten BNC2-gen is zo’n gezamenlijk gen dat zorgt voor de aanmaak van huidpigment. Dat impliceert dat Euraziaten hun lichtere huid gedeeltelijk danken aan de neanderthaler. Een lichte huid heeft als voordeel dat het beter vitamine D kan opnemen in hoger gelegen gebieden. Het neanderthaler-DNA heeft er dus mogelijk voor gezorgd dat de moderne mens zich kon aanpassen aan een leven buiten Afrika.

Weer een ander onderzoek dat deze week is gepubliceerd, toont aan dat de genen van een jager-verzamelaar die zo’n 7000 jaar geleden leefde, coderen voor blauwe ogen en een donkere huid. Aangezien dat zo’n 40.000 jaar na de intersoortelijke geslachtsgemeenschap was, lijkt het erop dat het neanderthalerkeratine toen nog geen invloed had op de huidskleur. Het is goed mogelijk dat de keratine eerst zijn uitwerking had op het haar door het steil te maken.

Immuunsysteem

Echter niet alle neanderthalergenen zijn gunstig voor ons. Sankararaman en Reich ontdekten dat onze neanderthalererfenis tevens betekende dat we genen erfden die ons vatbaar maken voor ziekten. Onder die ziekten vallen bijvoorbeeld diabetes type 2, de auto-immuunziekte lupus en de ziekte van Crohn.

Weer andere genen leidden tot vruchtbaarheidsproblemen. Zo ontdekte Sankararaman dat het X-chromosoom vrijwel geen neanderthaler-DNA bevat. Daaruit concludeert de onderzoeker dat het DNA-materiaal dat in het X-chromosoom belandde, de drager minder vruchtbaar maakte. De kans op nakomelingen met datzelfde neanderthaler-DNA werd daardoor behoorlijk verkleind en het genetisch materiaal van de neanderthaler in het X-chromosoom verdween al snel helemaal van het toneel.

Uitkomsten

‘De uitkomsten van de verschillende onderzoeken benadrukken dat de mens en de neanderthaler tot zeer verschillende soorten behoren’, zegt antropoloog Fred Spoor van het Max Planck Instituut in Leipzig, die niet bij de neanderthaler-onderzoeken was betrokken. Het genetisch bewijs ondersteunt die aanname alleen nog maar meer.

Neanderthaler-DNA duikt op sommige plekken op in het menselijk genoom, maar de twee DNA-soorten zijn niet met elkaar verweven. Dat betekent dat seksueel contact tussen de twee soorten zelden voorkwam. Volgens Sankararaman was dit slechts vier keer het geval. Maar de sporadische geslachtsgemeenschap is volgens Reich wel een zeer belangrijke gebeurtenis geweest in het ontstaan van niet-Afrikanen.

 

Lees ook: