Durham (VS) – Het gebit van een 260 miljoen jaar oud fossiel blijkt uitstekend aangepast aan een vegetarische levensstijl. Paleontologen van Duke University in Durham (North Carolina) en de University of Toronto (Canada) beschrijven in Nature van 7 juni het bijzondere gebit van de Permische herbivoor Suminia.


‘Goed kauwe, dat het eten gelijkmatig in je bloed komp’. De wijsheid van Van Kooten en de Bie was 260 miljoen jaar geleden tijdens het Perm ook al actueel. Want wie zijn eten goed versnippert, heeft daarna met de vertering weinig moeite meer. Eerdere landbewoners waren nog lang niet zo bedreven kauwers. De eerste planteneters bevolkten weliswaar al zo’n 290 miljoen jaar geleden het land, maar veel verder dan het afscheuren en in het geheel doorslikken van hun groenvoer kwamen ze niet. De paleontologen Robert Reisz en Natalia Rybczynski beschrijven deze week in Nature het voor Permische begrippen revolutionaire kauw-apparaat van de eerste ‘echt geslaagde’ herbivoor Suminia getmanovi.
Uit het Boven-Perm van Kotelnich, wat in de Vjatka-regio van centraal Rusland ligt, zijn meerdere goed bewaardgebleven schedels en vier gedeeltelijke skeletten van het Suminia bekend. Het is de enige tot nu toe bekende gewervelde uit het Paleozoïcum (Perm en ouder) die duidelijk gespecialiseerd is in het verwerken van grote hoeveelheden vezelrijk voedsel. Het model en de plaatsing van de tanden suggereren samen met de krassen óp de tanden dat Suminia vóór het slikken zijn eten kon versnipperen en fijnkauwen.

De schedel van Suminia


De voedselpiramide zoals we die nu kennen, waarbij de planten een relatief groot aantal planteneters voeden, en planteneters op hun beurt weer een kleine ‘top’ van vleeseters tot maaltijd dienen, kwam pas in het Laat Perm parallel met het verschijnen van Suminia tot ontwikkeling. Het is dan ook niet verwonderlijk dat pas met de ontwikkeling van de kauwkunst op het land bij de herbivoren een ware explosie in biodiversiteit plaatsvond.

Anne Schulp