De vondst van een versteend dinosaurushart is even ongebruikelijk als spectaculair. Het fossiele hart van de 66 miljoen jaar oude dino ‘Willo’ wijst erop dat dinosauriërs warmbloedig waren. Dat maakt hun verwantschap met vogels nóg geloofwaardiger.

Normaal vind je ze niet: de zachte delen van fossiele dieren. Vlees en ingewanden rotten weg, of worden door aaseters opgevreten. Alleen de harde botten lopen een kleine kans te fossiliseren. Een bewaard gebleven dinosaurushart werd afgelopen vrijdag dan ook met enthousiasme ontvangen in de kolommen van het tijdschrift Science.

Paleontoloog Michael Hammer vond in 1993 in een opgraving bij Buffalo (Zuid-Dakota) het gedeeltelijke skelet van een Thescelosaurus, een kleine, plantenetende dinosaurus. De opvallende roestig getinte verkleuring van het gesteente in de borstkas deed Hammer besluiten het skelet door een CT-scanner te halen. CT-scanners worden in ziekenhuizen gebruikt om driedimensionale röntgenfoto’s te maken – meestal van menselijke patiënten, maar kennelijk paste het vier meter lange skelet van Thescelosaurus ook nog door de scanner.

‘Wat mensen allang vergeten zijn, staat nog geschreven in bomen’
LEES OOK

‘Wat mensen allang vergeten zijn, staat nog geschreven in bomen’

Met haar boomboor onderzoekt Valerie Trouet woudreuzen en reconstrueert ze wat die allemaal hebben meegemaakt.

In totaal bestudeerden negen cardiologen en twee veeartsen de driedimensionale foto’s van de roestbruine verkleuring van het fossiel. Ze kwamen tot de conclusie dat het inderdaad om een versteende ‘schaduw’ van het hart gaat. Het hart lijkt qua constructie meer op dat van vogels en zoogdieren, dan op dat van een koudbloedig reptiel. Het bevat duidelijk vier vier kamers, die samen een dubbele pomp vormen. In twee gescheiden circuits loopt het bloed afwisselend door de longen en de rest van het lichaam. Dit vormt een schril contrast met een reptielenhart, waar over het algemeen slechts drie kamers voor de circulatie zorgen: twee boezems die bloed uit de longen en de rest van het lichaam ontvangen en één pompkamer die het bloed door het lichaam pompt. Het vierkamerig, gescheiden systeem zoals dat van Thescelosaurus tilt de zuurstofhuishouding in het bloed naar een hoger niveau, waardoor de woorden ‘warmbloedig’ en ‘actief’ waarschijnlijk voor deze dino het best van toepassing waren. Daarmee onderstreept dit fossiel nogmaals het vermoeden dat warmbloedige dino’s, en niet de koudbloedige reptielen de voorouders van de vogels zijn.

Thescelosaurus (of Willo, zoals de bijnaam luidt), was met een lengte van vier meter en een geschat gewicht van ruim 300 kilogram geen echt grote dinosaurus. Misschien is het fossiel juist daarom zo goed bewaard gebleven. Alleen onder uitzonderlijke omstandigheden, waarvan snelle bedekking door sediment het belangrijkste is, blijft een fossiel zo goed bewaard als Willo. De pezen aan de rug en het kraakbeen aan de ribben zijn tot in detail bewaard gebleven. Dat ook zachte delen als het hart gefossiliseerd zijn, is volgens Dale Russell, als paleontoloog verbonden aan de North Carolina State University, komt mogelijk door een proces dat ‘saponificatie’ heet. Zachte weefsels veranderen daarbij, als ze in een natte en zuurstofloze omgeving terechtkomen (bijvoorbeeld als het kadaver begraven raakt onder waterverzadigd zand), in een soort zeep-achtige substantie. De contouren van de organen kunnen op die manier bewaard blijven.

Anne Schulp