Eindhoven (NL) – “Niet de introductie van aardgas in de jaren zestig, maar die van het flessengas in de jaren vijftig heeft ervoor gezorgd dat Nederlanders zo weinig elektrisch kokent”, zegt ir Peter van Overbeeke.


Onderzoek naar de wijze van verwarmen, koken en warmwatervoorziening in huishoudens heeft het inzicht in de ontwikkeling van de energievoorziening in ons land vergroot. Peter van Overbeeke verdedigt zijn proefschrift dinsdag 19 juni aan de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e). De titel van het proefschrift, dat ook in boekvorm zal verschijnen, luidt: 'Kachels, geisers en fornuizen; keuzeprocessen en energieverbruik in Nederlandse huishoudens 1920 – 1975'.
Van Overbeeke deelt zijn technisch-historische werk in drie perioden in. Het tijdvak 1920 tot 1940 beschouwt hij als de modernisering, van 1940 tot 1960 ziet hij als oorlog, schaarste en wederopbouw, en tenslotte 1960 tot 1975 als Nederland aardgasland. In tegenstelling tot wat deze driedeling doet vermoeden, constateert hij dat flessengas in de jaren vijftig het huidige ruime gebruik van aardgas in de Hollandse keuken bepaalde. Daarnaast stelt hij dat de Nederlandse woningen ook zonder aardgas centrale verwarming zouden hebben, maar dan op basis van blokverwarming en stadsverwarming.

Energiecrises
Begin jaren zeventig was het vanzelfsprekend dat het energieverbruik in Nederland elk jaar steeg. Dat werd zelfs toegejuicht. Het stijgend energieverbruik was immers een teken van toenemende welvaart en comfort. De oliecrises van 1973 en 1979 zorgden voor een ommekeer in het energiebeleid. Sindsdien zijn de olie- en gasprijzen fors gestegen en voeren begrippen als milieu en zuinigheid met energie de boventoon.

De promovendus maakt in zijn proefschrift duidelijk dat niet alleen de energiebedrijven, maar ook de huishoudens belangrijke keuzen maakten voor energie. Mensen beslisten zelf hoe ze wilden koken en verwarmen en welke apparaten ze wilden aanschaffen. Ontwikkelingen op het gebied van huishoudtechnologie en huishoudelijk energieverbruik zijn moeilijk te voorspellen, laat staan te sturen. “De manieren waarop we tegenwoordig onze woningen verwarmen, ons eten koken en aan warm water komen lijken op het eerste gezicht vanzelfsprekend. Als je de historische ontwikkelingen beschouwt, zie je welk ingewikkeld samenspel van keuzemogelijkheden, verandering in levenstijlen, inspanning van maatschappelijke groeperingen en de maatschappelijke context daaraan ten grondslag ligt”, aldus Van Overbeeke. “Het kostenaspect is weliswaar van belang, maar zeker niet het enige, en vaak niet het belangrijkste argument. Het aspect van maatschappelijke inbedding is minstens zo belangrijk, dat wil zeggen de mate waarin de gebruiker zich moet aanpassen of moet wennen aan een innovatie of apparaat. Als huishoudens kunnen kiezen tussen twee concurrerende opties voor dezelfde toepassing, zullen ze eerder kiezen voor de optie die ze het makkelijkste kunnen inpassen in hun huishouden en hun dagelijkse routines dan de optie die het voordeligste is”.

Erick Vermeulen en Jocelyn Berdowski