Nashville, Tennessee (VS) – Wari-indianen in het Amazonegebied aten hun overleden geliefden op tijdens de begrafenisceremonie.


Volgens Beth Conklin, professor in antropologie aan de Vanderbilt University in Tennessee (VS), kan kannibalisme een uiting zijn van diep respect. Conklin leefde twee jaar onder de Wari-indianen in Brazilië. Tot in de jaren zestig bedreven deze indianen zogenaamd begrafeniskannibalisme: ze aten hun overleden familieleden en vrienden op. De antropologe beschreef haar ervaringen in het onlangs verschenen boek Consuming Grief. Door gesprekken met de stamoudsten, die allemaal zelf hadden deelgenomen aan dergelijke rituelen, ontdekte ze dat die vorm van kannibalisme voorkomt uit pure genegenheid. “Het idee dat een geliefde in de koude natte grond zou liggen weg te rotten vonden zij net zo weerzinwekkend als wij kannibalisme vinden.”
Volgens de Wari kan de herinnering aan de overledene alleen voortleven als alle concrete banden met diegene vernietigd worden. Zo verbranden ze alle bezittingen en zelfs het huis van de overledene. Het opeten van het lichaam vormde vroeger een onderdeel van dat proces. Op die manier werd de dode als het ware opnieuw levend, en kon ook de herinnering voortleven. “Het is het ultieme eenworden met je geliefde,” zegt Conklin.
Het begrafenisritueel kwam ten einde rond 1960 onder druk van blanke missionarissen en politieke leiders. Omdat de Wari inmiddels volledig afhankelijk waren van de blanken voor voedsel en medicijnen – hun leefgebied was versnipperd en bovendien hadden mazelen, griep en tuberculose hun intrede gedaan – moesten ze hier uiteindelijk wel aan toegeven.

Nienke Beintema