Misschien heeft nog niet iedereen de vragen van deze quiz gezien of erover nagedacht. Wie nog even zijn gedachten wil laten gaan over de vragen, raden wij aan het lettertype in de browser iets groter te kiezen en vervolgens voorzichtig, vraag voor vraag, de tekst naar boven te laten bewegen. Zo kunt u alle vragen bekijken zonder gelijk ook de antwoorden te zien.
















1 – Waarom is port zoet?
a) Port is wijn waaraan suiker is toegevoegd.
b) Port is wijn waaraan alcohol is toegevoegd.
c) Port is gemaakt van een extra zoete druivensoort.

Korte uitleg:
B is het goede antwoord. Port is een met alcohol versterkte wijn.
Gewone wijn wordt gemaakt door druivensap te laten gisten. Tijdens de gisting wordt de suiker van de druiven omgezet in alcohol. Daardoor wordt het sap steeds minder zoet; droger in wijntermen. Om een zoete, sterke wijn te krijgen moet het gistingsproces stoppen voordat alle suiker is omgezet. Dat doet men bij port door alcohol toe te voegen aan de nog niet uitgegiste wijn. Het gistingsproces stopt daardoor en er blijft veel suiker over. Port heeft een alcoholpercentage van ongeveer 20% (gewone wijn circa 12%).

2 – Je neemt een halve liter gedestilleerd water en lengt die aan met een halve liter zuivere alcohol, beide uit de koelkast (7 graden Celsius). Direct na het mengen is het mengsel:
a) kouder dan 7 graden en precies een liter.
b) 7 graden en iets meer dan een liter.
c) warmer dan 7 graden en iets minder dan een liter.

Korte uitleg:
Antwoord C is juist. Het totale volume aan vloeistof neemt af en de temperatuur stijgt.
Het volume aan vloeistof vermindert doordat alcohol en water verbindingen vormen (zogeheten waterstofbruggen). De vloeistof wordt daardoor compacter. Tegelijk komt er energie vrij; de vloeistof wordt dus ook warmer. Als je een halve liter zuivere alcohol mengt met een halve liter zuiver water, beide 7C, stijgt de temperatuur wel tot boven de 20 graden Celsius.

3 – Welke uitspraak heeft binnen de psychologie betrekking op de Wet van Weber?
a) Aan een boom zo vol gehangen mist men één, twee pruimen niet.
b) Beter één vogel in de hand dan tien in de lucht.
c) Drie is te veel.

Korte uitleg:
Antwoord A is juist. De Duitse anatoom en fysioloog Ernst Weber (1795-1878) was de eerste die merkte dat onze zintuigen een minimale prikkel nodig hebben om een verschil te kunnen waarnemen tussen twee prikkels van verschillende sterkte. Tevens zag hij dat er sprake is van een vaste verhouding tussen die twee prikkels. Ofwel: we zien direct verschil tussen 3 en 5 pruimen, maar tussen 100 en 102 pruimen zien we geen verschil. Wel zien we weer verschil tussen 100 en 133 pruimen.

4 – Twee identieke ballonnen zijn met een buisje aan elkaar verbonden. In het midden van dat buisje zit een kraantje. Beide ballonnen zijn opgeblazen, de ene tot een diameter van 25 cm, de andere tot een diameter van 10 cm. Wat gebeurt er als het kraantje wordt opengedraaid?
a) Er gebeurt niets. De ballonnen blijven even groot als ze waren.
b) De grote ballon loopt gedeeltelijk leeg in de kleine.
c) De kleine ballon loopt gedeeltelijk leeg in de grote.

Korte uitleg:
Antwoord C is juist. Merkwaardig genoeg loopt de kleine ballon leeg in de grote ballon.
De druk in de kleine ballon is groter dan die in de grote ballon, omdat de druk in een ballon afneemt met een toenemende straal. We weten het eigenlijk al uit ervaring. Als je een ballon opblaast, gaat dat in het begin heel moeilijk. Naarmate de ballon groter wordt, wordt het steeds gemakkelijker. Pas tegen de tijd dat de ballon nauwelijks meer verder kan uitzetten, neemt de druk in de ballon weer sterk toe. Als je blijft doorblazen, wordt de druk zo hoog dat de ballon kapot knalt.

5 – In de 18e eeuw bloeide de natuurfilosofie. Waarin leeft deze stroming nu nog voort?
a) In de evolutieleer.
b) In de natuurwetenschappen.
c) In de New-Agebeweging.

Korte uitleg:
Antwoord B is juist. De natuurfilosofie steunt op de gedachte dat de wetenschap de natuur slechts op een abstracte en eenzijdige wijze kan bestuderen. Dat is typerend voor de manier waarop de natuurwetenschappen kennis vergaren.

6 – Bij verbranding van fossiele brandstoffen wordt zuurstof verbruikt en kooldioxide geproduceerd. Wat heeft dat wereldwijd op termijn voor gevolg?
a) Door een tekort aan zuurstof zal de ademhaling moeilijker worden.
b) De oceaan zal verzuren tot beneden een pH van 7.
c) De stratosfeer zal afkoelen.

Korte uitleg:
Antwoord C is juist. Bij verbranding van olie, steenkool en gas komt kooldioxide vrij in de onderste laag van de atmosfeer, de zogeheten troposfeer. Die warmt op. Het gevolg is dat er minder warmte overblijft voor de laag erboven, de stratosfeer. Die zal dus afkoelen, aangezien deze laag warmte uitstraalt naar de wereldruimte. Bovendien maakt een koelere stratosfeer minder ozon aan, waardoor er meer ultraviolette straling op het aardoppervlak terechtkomt.

7 – Je kookt groene groente. Welke kookwijze geeft het gezondste resultaat?
a) Opzetten in een gesloten pan met weinig koud water.
b) Opzetten in een half open pan met ruim koud water.
c) Opzetten in een open pan met ruim kokend water.

Korte uitleg:
Het juiste antwoord is C. Opzetten in een open pan met ruim kokend water.
Groene groenten kunnen slecht tegen een lang kooktraject. Vooral een temperatuur tussen 66 en 77°C is schadelijk voor de groente. Rond die temperatuur komen enzymen vrij die de vitaminen aantasten. Door de groente in kokend water te doen wordt dat kooktraject aanzienlijk verkort. De groente blijft veel steviger en de vitamines beter behouden. Door de deksel van de pan te laten kunnen zuren die tijdens het koken ontstaan gemakkelijk ontsnappen.

8 – Vóór een concert stemt een muzikant zijn fluit. Tijdens de uitvoering wordt het instrument warm door de felle podiumbelichting. Heeft dit invloed op de stemming van zijn fluit?
a) Ja, de toonhoogte stijgt.
b) Nee, de toonhoogte blijft gelijk.
c) Ja, de toonhoogte daalt.

Korte Uitleg:
Antwoord A is juist, de toonhoogte stijgt.
De voor de hand liggende gedachte is dat de fluit uitzet, waardoor hij lager van toon wordt. Maar dat is slechts een gering effect vergeleken bij de verandering van de geluidssnelheid in warme lucht. Geluidsgolven planten zich in warme lucht sneller voort. Hoe meer golven per seconde des te hoger het geluid. De warme fluit zal dus aanzienlijk hoger klinken dan de koude fluit.

9 – Waarom is de aarde rond?
a) De aarde draait.
b) Het oppervlak van een planeet erodeert altijd.
c) De massa van een planeet bepaalt de vorm.

Korte uitleg:
Antwoord C is juist. De massa van een object bepaalt de vorm.
Hoe groter de massa des te sterker de aantrekkingskracht. Hoe sterker de aantrekkingskracht des te meer alles naar elkaar toegetrokken wordt, en hoe ronder de vorm. Door de zwaartekracht kunnen op de aarde bergen niet hoger worden dan zo’n 15 kilometer. De massa van Mars is veel kleiner, zodat de bergen op die planeet wel 25 kilometer hoog worden. Maantjes met een kleine massa of planetoïden zijn vaak onregelmatig van vorm.

10 – Zes vriendinnen hebben ieder één roddel. Ze bellen elkaar. In elk gesprek wisselen ze alle roddels uit die ze op dat moment kennen. Hoeveel gesprekken zijn er minimaal nodig om iedereen op de hoogte te brengen van alle zes de roddels?
a) Zeven.
b) Acht.
c) Negen.

Korte uitleg:
B is juist. Er moet minstens achtmaal gebeld worden om alle roddels onder alle vriendinnen te verspreiden. Eén manier is: A belt B, B belt C, C belt D, E belt F, E belt D, F belt C, C belt B en tot slot belt B weer naar A. Er zijn meerdere oplossingen mogelijk, maar het kan nooit in minder dan acht keer.

11 – Je hebt twee even grote vierkante vellen papier. Van het ene vel maak je een ronde koker, van het andere een vierkante koker. Je zorgt dat de plakranden even breed zijn. In welke koker gaat nu de meeste suiker?
a) Het maakt niet uit, in beide kokers gaat evenveel suiker.
b) In de ronde koker gaat meer suiker.
c) In de vierkante koker gaat meer suiker.

Korte uitleg:
Antwoord B is juist. Al redenerend is snel in te zien wat het goede antwoord is. Neem een ronde fles gevuld met water. Het platter of vierkanter maken van de fles betekent dat er water uit de fles zal verdwijnen. Kortom de ronde vorm is de efficiëntste vorm. Met een tube tandpasta is dat eenvoudig te demonstreren. Knijp hem leeg. De inwendige oppervlakte is precies gelijk gebleven, maar door de vormverandering is het volume tot vrijwel nul gereduceerd.

12 – Bonobo’s zijn bijzondere apen. Ze staan misschien wel dichter bij de mens dan de chimpansee. Waaruit blijkt dat onder andere?
a) Ze kunnen figuratief tekenen.
b) Ze begraven hun overleden soortgenoten.
c) Ze kijken elkaar aan tijdens de copulatie.

Korte uitleg:
Antwoord C is juist. Lang werd het als een typisch menselijke eigenschap beschouwd dat de seksuele daad doorgaans met de gezichten naar elkaar toe werd verricht. Tot in de jaren zestig werd dit in cultureel antropologische kringen zelfs als een karaktereigenschap van beschaving gezien. Het plaatste de mens buiten het dierenrijk. Bonobo’s zouden in deze opvatting dan ook zeer beschaafd moeten zijn. Zij doen het vaak en in alle mogelijke posities, maar bij de vis-à-vis houding (ook wel de missionarishouding genoemd) nodigen de vrouwtjes de mannetjes altijd op de rug gelegen uit, of gaan over in die positie als de man anders is begonnen. De anatomie van de geslachtsorganen blijkt ook aan die houding te zijn aangepast.

13 – Je hangt een massieve bol van 100 gram piepschuim en een massieve bol van 100 gram lood aan een balans. De balans is dus precies in evenwicht. Je herhaalt de proef op de maan. Is de balans dan nog in evenwicht?
a) Nee, de bol van piepschuim zal lager hangen.
b) Nee, de loden bol zal lager hangen.
c) Ja, ze wegen allebei precies evenveel minder.

Korte uitleg:
Het goede antwoord is A. De bol van piepschuim gaat lager hangen omdat de balans op aarde is afgesteld en daar speelt de opwaartse kracht van de lucht die de bollen omgeeft een rol. Die is bij de bol van piepschuim groter dan bij het kleine loden bolletje. Op de maan is geen lucht. Daar zal de bol van piepschuim lager gaan hangen, omdat hij de opwaartse kracht nu mist.

14 – Hoe kwam Cicero aan zijn naam?
a) Hij werd wel ‘de keizer van het gekwaak’ genoemd.
b) Hij ontleende zijn naam aan de kikkererwt.
c) Hij leek enigszins op een kikker.

Korte uitleg:
Antwoord B is juist. Het mag vreemd klinken, maar de familie van Cicero is naar de kikkererwt vernoemd. Peulvruchten genoten een grote status in het Romeins Rijk. Om onverklaarde redenen zijn een aantal Romeinse families naar peulvruchten vernoemd. Cicero komt van ‘cicer’, de kikkerwerwt.

15 – Wat houdt de grote diepzeestromingen in de oceanen gaande?
a) De aantrekkingskracht van de maan.
b) Ozonvariaties in de stratosfeer.
c) Zwaar zeewater.

Korte uitleg
Het juiste antwoord is C. Zwaar zeewater, ofwel water met een grotere dichtheid houdt de grote diepzeestromingen gaande. De dichtheid van het water hangt onder andere af van het zoutgehalte en de temperatuur van het water. Het relatief warme water dat met de grote Golfstroom naar het noorden wordt getransporteerd, verdampt water, waardoor het afkoelt en zouter wordt. Dat proces gaat door tot in de poolgebieden. Het zoutrijke, koude water is dichter en dus zwaarder dan warm water. Het gaat zakken. Dit drijft de grote mondiale diepzeestroming aan.

16 – Wat is de grootste bedreiging voor de wereldwijde communicatie in het jaar 2000?
a) De opwarming van de ionosfeer.
b) De zonnewind in de lente.
c) De drie nullen in het schrikkeljaar 2000.

Korte uitleg:
Antwoord B is juist. Begin 2000 wordt een piek verwacht in de zonneactiviteit. Die zonneactiviteit stuurt een grote stroom van geladen deeltjes de wereldruimte in die onze communicatiesatellieten kunnen beschadigen. Aangezien een belangrijk deel van de communicatie via deze satellieten verloopt, worden er allerlei problemen verwacht.
Overigens zit er ook wel een interessante kant aan het probleem. Een bijkomend verschijnsel van de magnetische storm is het noorderlicht. Naar verwachting zorgt de verhoogde zonneactiviteit ervoor dat we in 2000 ook hier in Nederland zullen kunnen genieten van het noorderlicht.

17 – Op twee weegschalen staan identieke teilen met water. In één teil drijft een blok. Het waterpeil is in beide teilen even hoog. Welke teil weegt het meest?
a) De teil zonder het blok.
b) Ze wegen beide evenveel.
c) De teil met het blok.

Korte Uitleg:
Antwoord B is juist. Een elementaire vraag. De wet van Archimedes zegt dat de opwaartse kracht gelijk is aan het gewicht van de verplaatste vloeistof. De opwaartse kracht in de teil met het blok is dus gelijk aan het gewicht van het water dat door het deel van het blok dat onder water zit, is verplaatst. Dat is precies gelijk aan de extra hoeveelheid water in de andere teil.

18 – Wat hebben aambeien en een hernia met elkaar gemeen?
a) Ze zijn beide het gevolg van het feit dat de mens rechtop is gaan lopen.
b) Ze worden beide veroorzaakt door een tekort aan foliumzuur.
c) Ze zijn beide stress-gerelateerd.

Korte uitleg:
A is juist. De beide aandoeningen worden veroorzaakt door het feit dat ons lichaam is ontworpen om op vier poten over de aarde te dwalen. Ook al doen we dat al zo’n drie miljoen jaar, ons lichaam heeft er toch nog last van. Het uitzakken van wervelschijven, darmen en bloedvaten komt doordat we rechtop zijn gaan lopen.

19 – Als je tegen een kopje koffie tikt terwijl je er poedermelk bij doet, verandert de toonhoogte. Hoe komt dat?
a) Omdat er extra lucht in de koffie komt, verandert de voortplantingssnelheid van het geluid in het kopje.
b) Het vet in de melkpoeder verandert de frequentiekarakteristiek van de koffie in het kopje.
c) De melkpoeder koelt de koffie af waardoor de resonantiefrequentie van het kopje verandert.

Korte uitleg:
Antwoord A is juist. Om de kleine deeltjes van de poeder zit veel lucht. Op het moment dat je de poeder in de koffie gooit, komen er talloze luchtbelletjes in de koffievloeistof. Geluid plant zich in lucht langzamer voort dan in water. Minder trillingen per seconde leidt tot lagere tonen als je tegen het kopje tikt. Als je flink roert, verdwijnt de lucht weer uit de koffie en klinkt het getik weer hoger.

20 – Je laat stroop van een lepel afdruipen in een strooppot. Als je de lepel hoog houdt, is de straal dun; als je hem laag houdt, is de straal dik. Wanneer komt er de meeste stroop in de pot?
a) Als je de lepel laag houdt.
b) Als je de lepel hoog houdt.
c) Laag of hoog, het maakt geen verschil.

Korte uitleg:
Antwoord C is juist. Eigenlijk is het experiment eenvoudig te beredeneren. Verander de hoogte tijdens het laten vallen van de stroop en je weet eigenlijk al dat er dan niet ineens meer of minder vloeistof van de lepel zal afvallen. Wel wordt de straal dunner, maar hij gaat ook sneller. Alles bij elkaar maakt het geen verschil.


Tot slot de juiste antwoorden op een rij:

1 B
2 C
3 A
4 C
5 B
6 C
7 C
8 A
9 C
10 B
11 B
12 C
13 A
14 B
15 C
16 B
17 B
18 A
19 A
20 C