R&D binnen het VUmc


Research binnen de faculteit der geneeskunde van de Vrije Universiteit, nu het VU medisch centrum kwam pas goed op gang in de zeventiger en tachtiger jaren. Met het stijgen van het aantal studenten steeg het aantal stafleden. Proefschriften werden een bundeling van Engelstalige gepubliceerde of te publiceren artikelen. Jonge stafleden gingen voor kortere of langere tijd naar het buitenland, vooral de Verenigde Staten, om daar inzichten en technieken op te doen. De 3e geldstroom kwam op gang en samenwerking met de 'farmaceutische' industrie was niet langer taboe. Sturing door de overheid was vooral kwalitatief. Deelname aan fungowerkgemeenschappen, nu 'NWO/ZonNW', was een kwaliteitskenmerk. Het faculteitsbestuur stuurde via de benoeming van topkader en faciliteerde de ontwikkelingen door investeringen in de laboratoriumsfeer. Sturen werd meer intensief na de verschillende bezuinigingsronden (Selectieve Krimp en Groei en de TaakVerdeling en Concentratie).

Een sterke prikkel tot focussering van het onderzoek en het vormen van kritische massa rond thema's met bijpassende investeringen, was de 'voorwaardelijke financiering', gevolgd door de oprichting van onderzoeksscholen. Beide centrale initiatieven waren landelijk geen succes, maar leiden binnen het VUmc wel tot een reorganisatie van de aansturing van het onderzoek. Het reeds succesvolle voorbeeld, een onderzoekinstituut structuur voor het extramuraal geneeskundig onderzoek (EMGO), werd ook voor de rest van de faculteit ingevoerd. Daarbij werd gekozen voor een beperkt aantal zwaartepunten, waarin prékliniek en kliniek bij elkaar werden gebracht en aangestuurd door middel van een onderzoekinstituut-directie. De directeur bewaakte de kwaliteit en bevorderde de integratie van het onderzoek, instituutscommissies beoordeelden protocollen en subsidieverzoeken. Het faculteitsbestuur en de directeuren samen bepaalden sindsdien de strategie van het onderzoek. Alle onderzoek vond sindsdien in eerst zes, nu vijf instituten plaats. De keuze voor een beperkt aantal zwaartepunten en de organisatie van het onderzoek daarin binnen onderzoekinstituten, schiepen de voorwaarden voor multi/interdisciplinair en translationeel onderzoek, het terrein waarop universitaire medische centra zich vooral moeten profileren. Voor het VUmc heeft dit geresulteerd in een sterke groei van alle geldstromen richting onderzoek. De totale investering in onderzoek kwam daarmee in 2004 op ruim € 80 miljoen, waarvan ongeveer de helft uit andere dan de 1e geldstroom. Bij de recente kwaliteitsbeoordeling van de wetenschappelijke output scoorde het VUmc een goede 3e plaats binnen de universitaire medische centra, iets wat 10 jaar geleden niemand geloofd zou hebben. De invloed, die de raad van bestuur c.q. de decaan op het onderzoeksbeleid heeft, is enerzijds beperkt – het denkwerk wordt gedaan door een leger van nauwelijks stuurbare professionals – maar is anderzijds niet onbelangrijk, omdat met de directeuren van de onderzoekinstituten en de afdelingshoofden de strategische koers wordt uitgezet en de omstandigheden voor de talentvolle volgende generaties worden verbeterd.

Mijn persoonlijke ambities liggen in het verder uitbouwen van het onderzoek netwerk van het VUmc, waarbinnen een aantal cohortstudies als levend laboratorium een continue mogelijkheid bieden voor translationeel en epidemiologisch onderzoek.