Ouders vinden opvoeden stressvol en vermoeiend. Eenderde van de vaders en moeders heeft wel eens het gevoel tekort te schieten. Dat was voorpaginanieuws bij de Volkskrant afgelopen dinsdag. Weliswaar gejat van het blad J/M, maar bij die krant weten ze donders goed waar hun lezers door getriggerd worden: zelfmedelijden.

Eenderde denkt wel eens tekort te schieten – dat is natuurlijk niks. Dat vind ik bedroevend weinig. Achttien procent maakt zich vaak tot regelmatig zorgen om het gedrag van hun kind. Driekwart ‘wel eens’. Alweer bijna niks aan de hand. Het enige echt opmerkelijke getal is dat 88 procent opvoeden vermoeiend en stressvol vindt. Tja, hard voor je. Was het vroeger anders? Minder? De Volkskrant doet in ieder geval alsof het nieuws is.

Gelukkig ging de krant ook even bij hoogleraar ‘maatschappelijke opvoedingsvraagstukken’ Micha de Winter langs, die er enig koud water overheen goot. Die cijfers waren onbetrouwbaar, en verder vindt hij het probleem typisch voor hoogopgeleide ouders. En daar steekt veel waars in. Ach, het valt ook allemaal niet mee, de overgang naar ouderschap. Van een fles rosé per dag, naar acht poepluiers en een bonte was. En dat terwijl de relatie een sleur wordt en je werk zwaar vervelend. Het is het gebruikelijke ‘wij worden niet begrepen’-gehuil dat regelmatig opstijgt uit de brievenkolommen zodra er van moeders iets meer wordt verlangd. De Winter wil daar best en beetje in mee gaan (‘Iedereen is drukdrukdruk’) maar wijst nog andere oorzaak aan: ‘opvoedingskramp’. Er heerst, zegt hij, ‘een soort algemene maatschappelijke angst voor allerlei abstracte risico’s die ons bedreigen.’ En die angst wordt aangeakkerd door een pedagogische maakbaarheidmythe: ‘Ouders denken dat hun kind maakbaar is, dat is ook de boodschap van de opvoedingsliteratuur: als wat je als ouder doet, is van invloed op je kind.’

‘Er is heel veel mis  met de p-waarde’
LEES OOK

‘Er is heel veel mis met de p-waarde’

De p-waarde is tegenintuïtief en wordt vaak onjuist gebruikt, stelt wiskundige Rianne de Heide. We moeten naar een alternatief.

En daarmee zijn we bij een belangrijke oorzaak aangeland: een overschot aan nepdeskundigen, aan hysterische babbelaars die geen flauw benul hebben wat wetenschappelijk vaststaat (de invloed van opvoeding is zeer beperkt; de eerste kinderjaren zijn niet belangrijker dan latere, en zo kan ik nog even doorgaan), en die elkaar noodgedwongen voortdurend proberen te overschreeuwen.

Een fraai voorbeeld zijn de reacties op het verschijnen van de eerste pepernoten in het Drentse Beilen, drie maanden vóór de Goedheiligman. Dat is uiteraard héél slecht nieuws voor ouders en kinderen. Het AD van vrijdag bevatte twee schitterende voorbeelden. Pedagoge Rita Blaak van Opvoedbureau Midden-Holland: ‘Dit levert ouders problemen op. Kinderen schieten drie maanden lang in een hype. Dat is niet goed, daar worden ze chaotisch en onrustig van.’

Over the top, denkt U? Luister dan eens naar Justine Pardoen, hoofdredacteur van Ouders Online: ‘Als jongens en meisjes tussen pakweg 4 en 6 jaar dat snoepgoed zien, denken ze: “Hé, Sint is weer in het land”. Daar worden ze druk en ontzettend onrustig van. Als dat eventjes duurt, is dat niet erg. Maar het is pas over ruim drie maanden 5 december! Tegen die tijd zijn de kinderen helemaal gek geworden; vooral als ze autistisch zijn of ADHD hebben, zijn ze niet meer te beheersen.’

Belaagd door zulke deskundigen kan opvoeden inderdaad stressvol worden. Hier ligt een schone taak voor de media. Hou op met suggereren dat opvoeden van een leien dakje hoort te gaan. Opvoeden is afzien. Ook hier in huis. En boycot alle pedagogen. Zwijg ze dood. Stenig ze met pepernoten!