Priming, het ongemerkt beïnvloeden van mensen zodat ze ander gedrag gaan vertonen, bestaat mogelijk niet. De Britse psycholoog David Shanks neemt het onderzoek van de Nederlandse priming-pionier Ap Dijksterhuis onder vuur.

Hoe zorg je ervoor dat mensen minder gaan roken, afvallen en milieubewuster energie consumeren? Hoe zet je mensen aan tot maatschappelijk verantwoord gedrag, zoals stemmen en orgaandonatie? Met dat soort vragen kom je terecht bij de psychologie.

Waarom oases uniek leven herbergen en hoe we ze van de ondergang kunnen redden
LEES OOK

Waarom oases uniek leven herbergen en hoe we ze van de ondergang kunnen redden

Oases zijn niet alleen ­redders in nood, maar blijken ook bronnen van buitengewone biodiversiteit, schrijft botanicus Rod Fernsham.

Het idee dat we het gedrag van mensen kunnen sturen met ongemerkte signalen uit de omgeving of met subtiele suggesties, spreekt enorm tot de verbeelding. Veel van die zogeheten priming-effecten zijn dan ook erg opvallend. Als je bijvoorbeeld mensen vraagt hun betaling voor een kopje koffie achter te laten in een onbeheerd geldbakje, dan doe je er goed aan het bakje neer te zetten in de buurt van een afbeelding van een stel ogen. Nog zoiets: wanneer we subtiel worden herinnerd aan het concept van geld, zijn we minder geneigd anderen te helpen.

Sociaal-psycholoog Ap Dijksterhuis van de Nijmeegse Radboud Universiteit stelt ook dat hij dergelijke priming-effecten heeft gevonden, samen met zijn collega Ad van Knippenberg. Volgens Dijksterhuis gedragen mensen zich intelligenter (dat wil zeggen dat ze vaker het juiste antwoord geven op algemene-kennisvragen) wanneer ze eerst een aantal minuten aan een hoogleraar denken. Denken ze in plaats daarvan aan een hooligan, dan worden ze minder intelligent.

Toen ik samen met collega’s besloot die resultaten nader te bestuderen, leek het ons niet moeilijk om die zelf te reproduceren. We verwachtten dat wij dezelfde resultaten zouden vinden, maar we wilden vooral nalopen of de proefpersonen zich echt niet van de priming bewust waren. Wij meenden namelijk dat Dijksterhuis zijn deelnemers op dit punt niet voldoende had ondervraagd.

Bekwaam

Na twee of drie pogingen begonnen we echter te twijfelen aan de reproduceerbaarheid van het hele resultaat. In ons onderzoeksartikel, dat verscheen in april in het vakblad PLoS ONE, meldden we uiteindelijk dat het ons in geen enkel experiment lukte om het priming-effect te vinden.

Helaas reageerde Dijksterhuis door onze bekwaamheid als onderzoekers in twijfel te trekken. Hoewel kritiek op de methoden en aannamen van onderzoekers een essentieel deel is van onderzoek doen, menen wij dat dergelijke ad hominem-argumenten niet thuis horen in de wetenschap.

We bevinden ons in een tijdperk waarin de psychologie haar eigen methoden tegen het licht houdt. Veel onderzoekers realiseren zich nu dat valspositieve, niet-reproduceerbare resultaten ook in gerenommeerde vakbladen zijn terechtgekomen.

Voor deze ongelukkige situatie is een aantal mogelijke oorzaken aan te wijzen. Allereerst bieden de statistische tests die we gebruiken weinig mogelijkheden om bewijs te vinden dat een bepaald effect juist níet bestaat. Verder hebben we de neiging om niet-geslaagde experimenten stil te houden.

Vakbladen zijn vooral op zoek naar korte onderzoeken die de aandacht trekken, in plaats van langere, maar minder opzichtige artikelen. En dan zijn er nog trucs die onderzoekers gebruiken om resultaten ‘op te schonen’, waarbij ze meetgegevens negeren die niet in hun hypothese passen. Een onderzoek dat in 2011 werd gepubliceerd in Psychological Science toonde aan dat bijna de helft van alle ondervraagde psychologen wel eens onwelgevallige gegevens schrapt.

Protocol

We vermoeden dat de resultaten van Dijksterhuis valspositief waren, en voelen ons daarin gesteund door Gregory Francis, verbonden aan de Purdue University. Hij voerde onlangs een analyse uit op de experimenten van Dijksterhuis. Daaruit zou blijken dat die statistisch niet sterk genoeg waren (bijvoorbeeld doordat ze te weinig proefpersonen bevatten) om de resultaten te verkrijgen die Dijksterhuis vond. Kortom: zelfs zonder onze gefaalde poging om zijn resultaten te herhalen, zijn de experimenten van Dijksterhuis ongeloofwaardig.

We geven overigens ruiterlijk toe dat ook onze eigen experimenten verre van perfect zijn en dat het priming-effect bij intelligentie wellicht echt bestaat. Toekomstig onderzoek kan ons daar echter alleen het antwoord op geven als we betere onderzoekspraktijken toepassen.

Psychologen hebben een verzameling principes bedacht die ervoor moeten zorgen dat we onderzoek beter uitvoeren. Bij gevallen waar het lastig blijkt om resultaten te repliceren, zouden onderzoekers van beide kanten moeten samenwerken om een exact protocol op te stellen voor hoe ze de hoofdhypothese moeten testen. Dat is inclusief een gedetailleerde beschrijving van de procedure, de steekproefgrootte, de analysemethode enzovoort. Zo’n protocol zou vervolgens openbaar moeten zijn voordat de gegevens worden verzameld, zodat de mogelijkheid om later te sjoemelen minimaal is. Ik hoop dat Dijksterhuis meewerkt aan zo’n poging.