De ene robot is voorzien van een bos haar, de andere ziet eruit als een zeehondje. Met zulke mechanische hulpjes zijn bijvoorbeeld ouderen met dementie en kinderen met autisme goed te helpen, ontdekten onderzoekers van Zuyd Hogeschool.

Vanuit haar rolstoel beweegt een jong meisje haar ogen vliegensvlug heen en weer. Een spraakcomputer zet de spieraantrekkingen om in een stemgeluid. ‘Zora, kun jij dansen?’ klinkt het uit een speaker. Hoopvol wacht het meisje op een reactie van Zora, een 60 centimeter lang robotje dat voor haar neus op tafel staat.

De vraag zal zelden aan het meisje zelf gesteld zijn. Ze kan noch praten, noch lopen, noch dansen. Ze is een van de kinderen met ernstige fysieke beperkingen die deelnemen aan het project Sociale robots in de Zorg.

‘Er is heel veel mis  met de p-waarde’
LEES OOK

‘Er is heel veel mis met de p-waarde’

De p-waarde is tegenintuïtief en wordt vaak onjuist gebruikt, stelt wiskundige Rianne de Heide. We moeten naar een alternatief.

‘Voor deze kinderen is het erg moeilijk om te spelen met andere kinderen, of zelfs alleen’, vertelt Renée van den Heuvel, onderzoeker aan Zuyd Hogeschool. ‘Terwijl spelen natuurlijk heel belangrijk is voor hun ­ontwikkeling en levensplezier.’

Verreweg de belangrijkste brug naar de buitenwereld zijn voor het meisje haar ogen. Sinds kort kan ze, dankzij de spraakcomputer, haar gedachten daarmee delen. En zodra Zora op haar vraag reageert door op tafel te dansen, blijkt dat het meisje met haar ogen ook kan glunderen.

Bos haar

‘Robots kunnen heel mooie momenten teweegbrengen’, weet Van den Heuvel. ‘Daarvoor hoeven ze helemaal niet zo intelligent te zijn. Zolang ze goed kunnen bewegen en verschillende bedieningsmogelijkheden hebben, zoals spraakherkenning of tabletbesturing, bieden sociale robots kinderen met ernstige beperkingen iets zeldzaams: het gevoel fysiek te kunnen interacteren met de wereld.’

De ontmoetingen tussen Zora en fysiek beperkte kinderen vormen slecht één onderdeel van Sociale robots in de Zorg. Samen met meer dan honderd zorgprofessionals ontwierp en onderzocht het lectoraat Onder­steunende Technologie in de Zorg van Zuyd Hogeschool een groot aantal interacties tussen sociale robots en zorgbehoevende mensen.

Een van de andere onderzoeken laat zorgprofessionals hun ogen uitkijken. ‘Ik begin jaloers te worden. Zoveel aandacht als hij krijgt!’ zegt een begeleider. Met ‘hij’ verwijst ze naar KASPAR: een rustig pratende en ­gebarende robot met een ­menselijk gezicht en zelfs een bos haar.

KASPAR is speciaal ontwikkeld voor kinderen met een autisme­spectrumstoornis. Normaal gesproken hebben die moeite om zich sociaal of empathisch tot anderen te ­verhouden. KASPAR brengt daar verandering in, observeert Zuyd-onderzoeker Claire Huijnen. ‘Ik herinner me een jongen die oprecht vragen begon te stellen aan KASPAR en zelfs medeleven toonde. Ik hoorde hem dingen zeggen als: ‘Oh, wat vervelend voor je dat je niet kunt lopen.’ Dat is echt heel bijzonder. Overal ter wereld werken professionals keihard om kinderen met autisme meer te laten interacteren met mensen. Meestal met minimaal succes. Maar je zet zo’n robot op tafel en het werkt!’

Babyzeehondje

Weer een ander robotje luistert – letterlijk – naar de naam Paro. Praten en dansen kan hij niet, maar dat neemt niemand hem kwalijk. Want hoe kun je een schattig babyzeehondje, dat je oplaadt door een stekker in de vorm van een speen in zijn mond te stoppen, überhaupt iets kwalijk nemen?

Sociale robots
Zuyd Hogeschool-onderzoeker Renée van den Heuvel met zorgrobot Zora (links) en collega Edith Hagedoren met het robotzeehondje Paro.

Veel verzorgingshuizen in ­Nederland en België hebben een of meerdere Paro’s in huis. De robot wordt onder meer ingezet om ouderen met dementie te kalmeren. ‘Knuffelen met Paro werkt stressverlagend en zorgt voor afleiding’, vertelt onderzoeker Edith Hagedoren. ‘Paro slaagt er zelfs in om het gebruik van kalmeringsmiddelen bij sommige cliënten te reduceren.’

De kracht van Paro lijkt een mysterie, tot je hem mag vasthouden. Met zijn zachte vacht, zijn grote zwarte ogen en zijn staart die reageert op aaisessies, roept Paro iets op waar geen volwassen verpleger of hyperintelligente robot mee kan wedijveren: de instinctieve drang tot zorgzaamheid. Dat Paro zelf niet werkelijk profiteert van de liefkozingen is niet erg: zorgzaamheid is net zo fijn om te krijgen als te geven.

‘Robots leveren het beste van twee werelden’

Verdwaald in een doolhof dat voortdurend verandert. Zo ­ervaren veel kinderen met een autismespectrumstoornis de complexe wereld van sociale interactie. Claire Huijnen, ­onderzoeker aan Zuyd Hogeschool, is ervan overtuigd dat deze kinderen baat hebben bij meer omgang met robots.

Kunnen sociale robots dingen die mensen niet kunnen?

‘Jazeker. Als wij proberen om een gesprek tien keer exact te herhalen, zal dat ons niet lukken. Onbewust zullen we variëren in onze gezichtsuitdrukkingen, intonaties en woordkeuze. Dit soort ruis in menselijke communicatie vormt voor ons geen bezwaar. Maar voor veel kinderen met ­autisme is al die variatie heel verwarrend.’

Waarom eigenlijk?

‘Hun brein verwerkt informatie op een andere manier. Veel meer zwart-wit. Daardoor botst de werkelijkheid geregeld met de rigide verwachtingen die hun hersenen opstellen. Vooral sociale interactie kan zó stressvol zijn voor veel kinderen met autisme dat ze omgang met mensen schuwen. Liever gaan ze met machines om. Die zijn tenminste logisch en voorspelbaar.’

Claire Huijnen
Claire Huijnen­ is onderzoeker aan Zuyd Hogeschool.

Kunnen sociale robots ­uitkomst bieden?

‘Ze kunnen het beste van twee werelden leveren. KASPAR biedt de voorspelbaarheid van een machine doordat je hem zo kunt programmeren dat hij iedere keer volledig hetzelfde reageert. Tegelijkertijd ziet hij eruit als een kind en kan hij praten. Daardoor overlapt met hem spelen veel meer met menselijke interactie dan spelen met een computer of dinosaurusrobotje.’

Hoe reageren kinderen op KASPAR?

‘We hebben video-opnames gemaakt tijdens het project Sociale robots in de Zorg. Die laten duidelijk zien dat kinderen met autisme tijdens sessies met KASPAR aandachtiger zijn dan tijdens sessies met menselijke begeleiders, meer imitatie vertonen en vaker uit zichzelf sociale interactie initiëren.’

Zou het doel niet moeten zijn om kinderen beter te laten wennen aan menselijke interacties?

‘Dat ís ook het doel. We willen natuurlijk niet dat een kind alleen maar goed wordt in de omgang met een robot. Het mooie aan KASPAR is dat je het niveau van zijn handelingen met de tijd kunt opvoeren. Kinderen leren zo stap voor stap complexere interacties herkennen en begrijpen.’

Vertalen die vorderingen zich ook naar de echte ­wereld?

‘Een grote studie ontbreekt nog, maar van verschillende begeleiders en ouders hebben we gehoord dat er vaardigheden blijven ­hangen. Dat wijst erop dat ­uitgerekend robots deze kwetsbare kinderen kunnen helpen bij het vinden van aansluiting bij de ­menselijke samenleving.’

Dit artikel is tot stand gekomen in samenwerking met Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek SIA.