In Chinese hoefijzerneusvleermuizen zijn virussen ontdekt die nauw verwant zijn aan het beruchte SARS-virus. Wetenschappers van het EcoHealth Alliance hebben in samenwerking met internationale onderzoekers de SARS-corona-virussen ontdekt bij de zogeheten Rhinolophus sinicus. De onderzoekers vonden minstens zeven verschillende varianten van het SARS-virus.

De Rhinolophus sinicus is de drager van de nieuw ontdekte SARS-virussen. Bron: Dr. Libiao Zhang, Guangdong Entomological Institute/South China Institute of Endangered Animals
Rhinolophus sinicus, drager van de SARS-virussen.
Bron: Dr. Libiao Zhang, Guangdong Entomological Institute/South China Institute of Endangered Animals

Het is de eerste keer dat onderzoekers SARS-achtige virussen konden isoleren bij de vleermuizen. Dat geeft hen de mogelijkheid om gedetailleerde studies uit te voeren en een vaccin te ontwikkelen dat uitbraken kan voorkomen. Een tegengif is van groot belang omdat de studie tevens uitwijst dat vleermuizen het virus rechtstreeks kunnen overbrengen op mensen. ‘Deze ontdekking brengt enorme gezondheidsrisico’s met zich mee, doordat mensen veel sneller besmet kunnen raken dan we in eerste instantie dachten’, zegt Peter Daszak, hoofd van EcoHealth Alliance.

Het onderzoek doet vermoeden dat in Chinese vleermuizen nog meer virussen met zich meedragen die kunnen leiden tot grote epidemieën, zoals de SARS-uitbraak van tien jaar geleden. ‘Nog erger, we weten niet hoe dodelijk de virussen zijn als zo’n uitbraak eenmaal plaatsvindt’, zegt Daszak. ‘Daarom moeten we vleermuisterritoria beschermen tegen invloeden van de mens, zodat zij ongestoord kunnen leven. Maar we moeten ook gezondheidsmaatregelen nemen, zoals het ontwikkelen van vaccins, om de kans op besmetting te verkleinen.’

‘De mooiste dingen ontdek je door er niet specifiek naar te zoeken’
LEES OOK

‘De mooiste dingen ontdek je door er niet specifiek naar te zoeken’

Medisch bioloog Yvette van Kooyk wil het immuunsysteem leren kankercellen aan te vallen door hun suikerjas-vermomming weg te knippen.

De resultaten van Daszak en collega’s, die deze week werden gepubliceerd in het tijdschrift Nature, zijn afkomstig uit analyses van monsters die in het afgelopen jaar zijn afgenomen bij de hoefijzerneuzen.