Utrecht (NL) – Peuters leren volgens een vast stramien hoe ze werkwoorden moeten gebruiken. Eerst leren ze handelingen te benoemen met hele werkwoorden. Pas later kunnen ze vertellen dat ze iets wel of niet willen.


“Ik wil niet!” Bij genoeg ouders van kleine kinderen zal deze uitspraak snel op de zenuwen gaan werken. Toch is het een goed teken als een kind deze zin kan uitspreken. Peuters gaan pas werkwoorden verbuigen als ze al een flink taalsysteem hebben opgebouwd.
Taalkundige Elma Blom van de Universiteit Utrecht ontdekte in een NWO-onderzoek dat kinderen tussen twee en drie jaar volgens een vast stramien werkwoorden leren gebruiken. De onderzoekster baseert haar bevindingen op video-opnamen die in anderhalf jaar van zes kinderen gemaakt zijn terwijl zij aan het babbelen waren tegen hun ouders.

Ikke rijden, of rijdt hij al?

Kinderen praten in eerste instantie enkel in hele werkwoorden. “Ik ook drinken” als iemand anders aan het drinken is of “Jij hebben” als ze je iets willen geven. Pas later gebruiken ze zelfstandige modale werkwoorden als 'willen', 'moeten' en 'hoeven' die uitdrukken hoe een zin zich verhoudt tot de werkelijkheid.
Pas nadat de peuters hebben ontdekt hoe ze hulpwerkwoorden en infinitieven met elkaar moeten combineren, leren ze werkwoorden te verbuigen. Als een peuter “Ik wil niet” zegt, moeten zijn ouders wellicht eerder apetrots zijn dan geïrriteerd.

Sonja Jacobs