Rede uitgesproken door uitgever Roeland Dobbelaer, bij de presentatie van het nieuwe Natuurwetenschap & Techniek wetenschapsmagazine, 6 januari jl. in het wetenschapsmuseum newMetropolis te Amsterdam.



Dames en heren,

Allereerst wil ik u namens het hele Natuurwetenschap & Techniek-team en Veen Magazines van harte welkom heten op deze voor Natuurwetenschap & Techniek bijzondere dag. Een bijzonder welkom ook voor Gerard 't Hooft, winnaar van de Nobelprijs voor natuurkunde 1999. We zijn bijzonder trots u in ons midden te kunnen verwelkomen.

Mijn naam is Roeland Dobbelaer, sinds oktober jl. adjunct-directeur van Veen Magazines, de nieuwe uitgever van Natuurwetenschap & Techniek. Daarvoor ben ik 4,5 jaar hoofdredacteur van Natuurwetenschap & Techniek geweest.
Ik wil u meenemen in een korte reis door de tijd, misschien wel toepasselijk, zo aan het begin van een nieuw jaar en eeuw. Ik wil u iets vertellen over de geschiedenis van Natuurwetenschap & Techniek.

Het maandblad Natuurwetenschap & Techniek verschijnt al sinds 1932 (daarvoor was er al een soort kwartaaleditie onder de naam Natuurwetenschap & Vernuft). Het tijdschrift was toen zo'n vijftig pagina's dik, met mooie zwartwitfotografie. Wat u het meest opvalt is het formaat. Jazeker, Natuurwetenschap & Techniek startte ooit op magazineformaat. Het blad is in 1932 opgericht bij uitgeversmaatschappij Elsevier. In een brochure over het blad lezen we:

“Natuurwetenschap & Techniek: het lijken twee afzonderlijke werelden, maar toch hoeveel technische wonderen zijn er niet in de natuur te vinden en hoeveel technische uitvindingen hebben niet hun ontstaan te danken aan de bestudering der natuur. Niet ten onrechte wordt de 20e eeuw (in 1932 vond men dat al) die der techniek genoemd.
Met opzet hebben wij in den naam van ons nieuwe maandblad de Natuurwetenschap voorop gezet. Zij heeft zonder enige twijfel de eerste rechten, hoe oud ook de menschelijke techniek moge zijn.

Verbluffendste voortbrengselen
Het Nederlandse publiek op populair-wetenschappelijke wijze in kennis te stellen met de nieuwste uitvindingen en verbluffendste voortbrengselen van de moderne techniek en met de jongste onderzoekingen en merkwaardigste ontdekkingen op het gebied van de natuur, den technicus belangstelling in te boezemen voor plant en dier, dat is het ideële doel van het maandblad Natuurwetenschap & Techniek.”

Wat lezen we in Natuurwetenschap & Techniek? Mooie verhalen over of de natuur wreed is of niet, over het opnemen van geluidsfilm, over mineralen, over Zeppelins, over auto's, over elektriciteit, geneeskunde, plantkunde – over al die onderwerpen waar Natuurwetenschap & Techniek nu ook nog overschrijft. Het niveau van toen was wel anders. Je zou het Natuurwetenschap & Techniek van de jaren dertig het meest kunnen vergelijken met een jongerenblad voor middelbare scholieren van rond de 12, 13 jaar. Een leuk blad, goed verzorgd, maar het lijkt niet in de verste verte op wat het blad een kleine zeventig jaar later zou zijn.

In commercieel opzicht werd Natuurwetenschap & Techniek de eerste jaren niet bepaald een succes. Volgens overlevering had het blad enkele duizenden abonnees. Voor díe tijd misschien bijzonder, maar ik heb geen idee wat toen gangbare oplagen waren. Wat wel vast te stellen is, is dat het blad van uitgever naar uitgever zwalkte en dat is geen goed teken: vijf uitgevers in vijftien jaar.
In 1949 werd het blad opeens kleiner. Van folioformaat, groter dan A4 dus, opeens naar een klein tijdschriftformaat, wat we bij Natuurwetenschap & Techniek in de wandelgangen A5plus zijn gaan noemen. Naar de redenen kan ik alleen maar gissen. Kort na de oorlog was er misschien nog papierschaarste. De uitgever meldt wel zoiets in zijn verantwoording: “Er was geen goed papier verkrijgbaar”. Dit zou een mogelijke reden kunnen zijn, hier moeten de collega's van Historisch Nieuwsblad maar eens onderzoek naar laten doen. Een andere reden is geopperd van drukkerszijde. Na de oorlog kwam er een nieuw soort drukpers in de roulatie waarop het kleine formaat de ideale manier (dat is in uitgeverstermen de goedkoopste manier) van drukken betekende. Voor een slechtlopend blad is een formaatverkleining een goede beslissing als daarmee het voortbestaan kan worden gered. Maar ook daarna bleef het aantal abonnees beperkt. De redactionele formule zwalkte, er werden steeds moeilijkere artikelen opgenomen. Twaalf- en dertienjarigen lazen het blad waarschijnlijk niet meer.

Alles veranderde op het moment dat in 1960 Theo Martens, HTS-ingenieur uit Heerlen, het blad overnam. Martens was autodidact op het gebied van bladen maken en uitgeven. Hij werkte bij DSM, maar zag het niet zitten daar zijn hele leven te blijven. Hij was inmiddels betrokken bij het HTS-journaal, een hogeschoolblad, en zag een carrière in de uitgeverij wel zitten.

Bouwt u mee?
Martens pakte Natuurwetenschap & Techniek voortvarend aan. Hij veranderde de redactionele formule door vooral wetenschappers artikelen te laten schrijven, een aantal docenten van middelbaar en hoger onderwijs aan het blad te verbinden en voortaan artikelen uit didactisch oogpunt te laten schrijven en redigeren. Hij mikte op de bovenbouw. Dat was stap 1. Stap 2 was dat hij een bestand samenstelde van docenten op alle middelbare en hogescholen in Nederland en Vlaanderen. In een aantal jaren bouwde hij dit bestand op, eerst door brieven te schrijven, later ook door te telefoneren en ik geloof zelfs ook bezoeken in het land. De docenten werd gevraagd Natuurwetenschap & Techniek aan de leerlingen te introduceren. Als beloning werd een abonnement of boek in het vooruitzicht gesteld. ‘Wij bouwen’, schreef Martens in zijn eerste hoofdredactioneel (nu precies veertig jaar geleden) in januari 1960, ‘bouwt u mee?’ En er werd meegebouwd.

Natuurwetenschap & Techniek werd een hit. In no-time schoot het blad boven de tienduizend abonnees. In de jaren zestig hadden wetenschappen en techniek ook hun tijd mee. In de Westerse wereld groeide de welvaart en wetenschap en techniek hadden dat mogelijk gemaakt. Zo dacht men toen. In Natuurwetenschap & Techniek lezen we dan ook veel succesverhalen wat de natuurwetenschappen nu weer hadden bereikt, onder andere de eerste man op de Maan en alle spectaculaire ruimtereizen van die tijd waren voor veel jongeren zeker een reden om zich te abonneren. Natuurwetenschap & Techniek groeide uit tot een belangrijke ambassadeur voor wetenschap en techniek bij jongeren. We lezen in de jaren zestig nog niets over kritische geluiden, kanttekeningen en nadelen van wetenschap en techniek.

En Natuurwetenschap & Techniek groeide maar door, met als hoogtepunt in 1982 54.000 abonnees. Onderwijl bouwde Martens het Natuurwetenschap & Techniek-fonds uit en werd Natuurwetenschap & Techniek ook een begrip met het uitgeven van boeken en andere uitgaven (zoals jaarboeken) in samenwerking met wetenschappelijke organisaties. De beroemde serie Wetenschappelijke Bibliotheek werd in 1982 door Martens gestart, en deze bestaat nog steeds. We hebben net deel 63, Nanotechnologie, uitgebracht in samenwerking met de Stichting Toekomst der Techniek. Alleen al door deze serie – elk boek verschijnt in een oplage van rond de 6000 – is Natuurwetenschap & Techniek de grootste publieksuitgever op het gebied van natuurwetenschappen en techniek. De afgelopen jaren zijn er ook cd-roms bijgekomen.

Terug naar het tijdschrift. Onder Martens werd Natuurwetenschap & Techniek het instituut zoals wij dat tot voor enkele jaren geleden kenden. Betrouwbare informatie over natuurwetenschappen en techniek. Maar Natuurwetenschap & Techniek was niet meer de enige. Vanaf de jaren zeventig werd het wetenschapskatern bij dagbladen populair, goedkopere en op andere doelgroepen gerichte maandbladen verschenen op de markt en streden om de aandacht in de kiosk. Natuurwetenschap & Techniek bleef hetzelfde. Never change a winning team moet Martens hebben gedacht. De basis waren de zes door wetenschappers geschreven en door de redactie geredigeerde overzichtsartikelen, zowel wetenschappelijk als didactisch verantwoord. Als je Natuurwetenschap & Techniek zou vergelijken met een winkel, zou je het blad van de afgelopen dertig jaar het beste kunnen omschrijven als een goed geoutilleerde delicatessenzaak, niet geschikt voor het grote publiek, maar voor een hechte groep van fijnproevers.

Dat was het blad dat we in 1994 aantroffen toen we het tijdschrift van Theo Martens overnamen. Het doet me veel genoegen u te kunnen melden dat Theo Martens nog steeds als adviseur aan Natuurwetenschap & Techniek is verbonden. Deze speech is mede bedoeld als een blijk van waardering voor zijn werk en daar is eigenlijk toen bij de overname nooit eens publiekelijk iets over gezegd. Helaas kan Theo in verband met gezondheidsredenen niet aanwezig zijn en dat is heel jammer. Hij vertelde me vaak dat hij de stap die we vandaag gaan zetten, ruim 20 jaar heeft overwogen. “Moedig” noemt hij het, “dat we het doen, dat we het durven”, zei hij laatst nog tegen Jos van den Broek.

Vanaf 1995 zijn we aan Natuurwetenschap & Techniek aan het sleutelen. We wilden de delicatessenzaak ombouwen tot een moderne speciaalzaak waar meerdere mensen hun gading kunnen vinden. We introduceerden in 1996 interviews, in 1997 volgde een nieuwskatern met een nieuwsrubriek, een boekenrubriek en een wetenschappelijke agenda. Ook columns en een discussierubriek volgde. Wetenschapnieuws brengen moest actueler, maar kon vanaf nu ook met een kritischer noot daar waar dat nodig was.

Volwaardig magazineformaat
Eigenlijk hebben we de laatste jaren gewerkt om van Natuurwetenschap & Techniek een kwaliteitssupermarkt of -magazine te maken waarbij de kwaliteit van de producten onaangetast bleef, maar het assortiment aanzienlijk werd vergroot met nieuwe rubrieken, items, een meer journalistieke manier van schrijven. Vandaag vervolmaken we die fase. Niet alleen door nog een aantal nieuwe producten aan het assortiment toe te voegen en de bestaande uit te breiden. Maar ook door het oude pand te verlaten en in te ruilen door een nieuw, waarin onze producten beter tot zijn recht komen en in de schappen de plaats krijgen die ze verdienen.

Want wat was het geval. Terwijl we van Natuurwetenschap & Techniek een goede wetenschapsmagazine wilden maken, twijfelden we of het in het bestaand pand, het bestaande formaat ook moesten veranderen. In het voorjaar verhuisde de redactie al naar Amsterdam, vandaag verhuizen we nog eens en gaat Natuurwetenschap & Techniek naar een formaat met een smoel, een volwaardig magazineformaat. Vandaag start Natuurwetenschap & Techniek wetenschapsmagazine pas echt.

Ik dank u voor de aandacht.