Delft (NL) – Een groep Delftse studenten doet in 2001 mee aan de World Solar Challenge in Australië, een wedstrijd voor auto’s op zonne-energie. Hoewel nog nooit eerder een Nederlands team meedeed, blaken de studenten van het zelfvertrouwen: “Wij gaan om te winnen”, stelt teamleider ing Ramon Martinez (25), “in onze klasse althans.”


De tweejaaarlijkse World Solar Challenge is de grootste en bekendste wedstrijd met door zonne-energie aangedreven auto’s. De teams, ongeveer vijftig per wedstrijd, variëren van hightech bedrijven tot universiteiten en zelfs een enkele middelbare school. De zonne-auto’s doorkruisen het Australische continent vanuit het aan de noordkust gelegen Darwin naar Adelaide aan de zuidkust, een afstand van precies 3010 kilometer. De Australische overheid nam het initiatief voor de eerste World Solar Challenge in 1987 om het gebruik van zonne-energie te promoten. Het is de bedoeling dat de wedstrijd kennis oplevert voor toepassingen in het dagelijks leven.

Martinez kwam op het idee om mee te doen, nadat hij de film Race the Sun (1996) op tv zag. Daarin doet een groepje middelbare scholieren uit Hawaï met goedkoop materiaal mee aan de Solar Challenge. “Bovendien ben ik een echte projectman, ik moet iets te doen hebben,” verklaart hijzelf. “Dit gaat me een jaar van mijn studie kosten. Maar dat heb ik voor zo’n unieke kans wel over.” Al eerder won hij de jaarlijkse ontwerpwedstrijd van de TU Delft met zijn Dart-o-Maat, een machine die darts kan werpen.

Martinez verwijst naar het zilverkleurige balsahouten model van de auto voor hem. Aan de zijkant zit een barst. “Die zou in de echte auto ook ontstaan. Dat is nog een zwak punt in ons ontwerp maar we hard aan moeten werken.” Behalve op de stevigheid, letten de bouwers ook op andere zaken, want de organisatie stelt strenge eisen aan accu’s en de afmetingen. “Het moet wel een echte auto zijn, met knipperlichten en claxon. Je moet er in principe gewoon mee door de stad kunnen rijden.”

Hoewel hij vlak voor een zwaar tentamen staat, neemt Martinez ruim de tijd om te vertellen over de strategie van het TU Delft Alpha Centauri Team. “Een van de winning features van ons ontwerp is de dichte zijkant bedekt met zonnepanelen, dat heeft geen enkele andere auto. Daarnaast zijn we hard bezig met een actieve koeling voor de zonnecellen, waardoor we zo’n dertig procent meer vermogen aan stroom kunnen opwekken.” Op de details wil hij niet ingaan, stel je voor dat de concurrentie er mee aan de haal zou gaan.

Een ding is duidelijk, de toegepaste technieken in de auto zijn erg state-of-the-art: een body van versterkt koolstofvezel die slechts tien kilogram weegt, een neuraal-netwerk dat elke tien minuten de complete stroomvoorziening verandert en een electromotor met een theoretisch rendement van bijna honderd procent. Martinez: “Zo’n zonne-auto is pure hightech. Eigenlijk is het een satelliet op wielen, als je kijkt naar de gebruikte technologie.”

Al die snufjes maken het niet echt goedkoop. “Het instapmodel kost zo’n vijfeneenhalve ton.” Toch is dat niet veel vergeleken met het geld dat de grote bedrijven voor hun race-auto’s uittrekken. “Honda gebruikt bijvoorbeeld gallium-arsenidezonnecellen uit ruimtevaartsatellieten. Dat spul kost driehonderd dollar voor een paar vierkante centimeter.” Voorlopig is de grootste uitdaging dan ook niet de techniek, maar het vinden van een welwillende sponsor, die het begrotingstekort van drie ton kan aanvullen.


Stefan Verhaegh


Meer informatie over zonnecellen:
N&T, 1996 (12), Vliegen op zonlicht